Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Universiteit Utrecht: faculteit Godgeleerdheid

1352 Universiteit Utrecht: faculteit Godgeleerdheid

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Faculteit der Godgeleerdheid
1352 Universiteit Utrecht: faculteit Godgeleerdheid
Inleiding
Faculteit der Godgeleerdheid
De Faculteit der Godgeleerdheid was één van de eerste vier faculteiten bij de oprichting van de Utrechtse universiteit in 1636, samen met die van Geneeskunde, Rechtsgeleerdheid en Filosofie. De term 'faculteit' betekende tot 1971 niet meer dan de vergadering van de hoogleraren in een bepaald vakgebied. Tot het midden van de twintigste eeuw waren de hoogleraren ook de enige medewerkers van de faculteit, administratief personeel was er niet: de hoogleraren kozen een voorzitter en een secretaris, die samen het bureau van de faculteit vormden.
De faculteit had zijn eigen 'faculteitskamer' in het Academiegebouw. In 1953 werd het Theologisch Instituut opgericht, waar onderwijs en onderzoek geconcentreerd werden. Volgens de Gids der Rijksuniversiteit Utrecht, cursusjaar 1955-1956 bestond het personeel in die jaren uit de hoogleraar-directeur, twee wetenschappelijk ambtenaren, drie assistenten, één schrijfster en één bibliotheekbediende.
De Wet Universitaire Bestuurshervorming 1970 (WUB) veranderde veel: het bestuur van de faculteit kwam te liggen bij de faculteitsraad, met gekozen leden uit de wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke staf en de studenten. Er kwamen vaste commissies voor onderwijs en onderzoek. Verder was er een dagelijks bestuur, waarvan pas vanaf 1980 vergaderverslagen zijn overgeleverd.
Onderwijs en onderzoek vonden plaats in afdelingen, welke na invoering van de WUB vakgroepen werden, namelijk de vakgroepen Oude Testament (later Oude Testament en Hebreeuws), Nieuwe Testament, Kerk- en Dogmengeschiedenis (later Kerkgeschiedenis), Filosofie en Ethiek (later Wijsbegeerte en Ethiek, daarna Godsdienstwijsbegeerte en Ethiek), Godsdienstwetenschappen, Kerkelijke Vakken (N.H.), Systematische en Praktische Theologie (N.H.) en Sociale Wetenschappen (later Sociaal Wetenschappelijke Vakken). De besturen daarvan heetten achtereenvolgens afdelingsraad, vakgroepsraad, vakgroepsbestuur en commissie van overleg.
In 1960 werden de Pastoraal-Psychologische Leergangen opgericht, een vorm van postacademisch oecumenisch onderwijs voor predikanten en priesters.
De scheiding tussen kerk en staat en de invoering van de Wet op het Hooger Onderwijs van 1876 leidden ertoe dat de, zoals met dat noemde, 'staatsfaculteit' niet meer de opleiding van hervormde predikanten voor zijn rekening nam. Na de openbare opleiding tot en met het kandidaatsexamen volgde de kerkelijke (beroeps)opleiding "tot vorming van evangeliedienaren". Onderwijs en onderzoek werden verricht door vanwege de kerk benoemde hoogleraren (de zogenaamde duplex ordo). Kerkelijke opleidingen waren er vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk, de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, de Unie van Baptistengemeenten in Nederland, de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk.
Na de sluiting van de katholieke grootseminaries in de jaren zestig werden in Utrecht en Amsterdam katholieke hogescholen voor de priesteropleiding opgericht. Er ontstond een nauwe samenwerking tussen de Faculteit der Godgeleerdheid en de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht (later de Katholieke Universiteit Utrecht), maar er was geen sprake van een duplex ordo zoals bij de predikantenopleiding voor de Hervormde Kerk.
Fondsen van de Faculteit der Godgeleerdheid
De Utrechtse Theologische Studenten Faculteit
Geschiedenis van het Archief
Verantwoording van de inventarisatie
Overbrenging en openbaarheid
Aanwijzingen voor de gebruiker
Addendum
Literatuur
Inventaris
Bijlagen
Concordantie op C.A. van Kalveen De archieven van de Rijksuniversiteit te Utrecht p. 11-39, inv.nrs. 111-148 (1969) naar C.A. van Kalveen, Inventaris van de archieven van de faculteiten van de rijksuniversiteit te utrecht 1635-1979 (1992) inv.nrs. 1-352
Concordantie op C.A. van Kalveen, Inventaris van de archieven van de faculteiten van de rijksuniversiteit te utrecht 1635-1979 (1992) inv.nrs. 1-352 naar C.A van Kalveen en M.H. Tromp, Inventaris van het archief van de faculteit der godgeleerheid van de universiteit utrecht (1635) 1636-2001 (2004) (2011)
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1636-2001
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de faculteit der Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht (1635) 1636-2001 (2004)
Auteur:
C.A. van Kalveen en M.H. Tromp
Datering toegang:
1992
Datering bewerking:
2011
Openbaarheid:
Op inv.nrs. 33-42, 238, 245, 255-259, 284, 302, 356-359, 379-384, 388-389, 394, 400, 448-449 en 817-818 is een openbaarheidsbeperking van 20 jaar van toepassing
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
9,12 m