Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Gerrit Johan Christiaan Scrinerius is op 6 juli 1853 geboren te Witmarum. Scrinerius dreef tussen 1878 en 1916 een boekhandel aan de Voorstraat 67 te Utrecht. In 1890 trouwde hij met zijn nicht Catharina Christina Marianna Jacoba van Schaik. Na zijn overlijden op 28 december 1916 wilde zijn weduwe de boekhandel niet voortzetten en werd het bedrijf geliquideerd.
De weduwe van Scrinerius riep bij testamentaire beschikking een stichting in het leven, die tot doel had het verschaffen van een jaarlijkse toelage aan onbemiddelde studenten in de geneeskunde of veeartsenijkunde, die bij voorkeur geboren waren in Friesland.
Na het overlijden van mevrouw Scrinerius-Van Schaik op 29 september 1918 duurde het enige jaren voor de nalatenschap kon worden afgehandeld door de executeur-testamentair, mejuffrouw Trijntje Titia Scrinerius, zuster van de boekhandelaar. Het kapitaal was groot fl. 175.000,- en was tegen een rente van 3% ondergebracht bij het Grootboek Nationale Schuld.
Op 30 januari 1922 werd het bestuur van de Scrinerius Stichting geïnstalleerd door de loco-burgemeester van Utrecht. Tot voorzitter werd benoemd prof.J. Haverschmidt. Overeenkomstig de testamentaire beschikking werden de bestuursleden elke drie jaar benoemd door het college van Burgemeester en Wethouders van Utrecht.
Het Stichtingsbestuur heeft in de eerste jaren van haar bestaan veel moeite gedaan om openstaande rekeningen van klanten van de boekhandel in te vorderen. De betalingsdiscipline van veel van Scrinerius' klanten was kennelijk niet erg groot.
Het vruchtgebruik van de nalatenschap berustte bij Trijntje Titia Scrinerius en haar nicht Maria Catharina Scrinerius. De eerstgenoemde stelde gelden ter beschikking waarmee 'het fonds der bestuurderen der Scrinerius Stichting' kon worden ingesteld. Nadat zij in 1926 overleden was, kreeg de Scrinerius Stichting de beschikking over de revenuen van de helft van de nalatenschap.
Maria Catharina Scrinerius, gehuwd Barendse, overleed in 1950, waarna de rente van het gehele fonds kon worden gebruikt voor de uitvoering van de doelstelling van de stichting.