Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht

59 College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie
Bevoegdheden en taak
Het archief
59 College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht
Inleiding
Het archief
De oudste gegevens over de vorming van het archief sedert 1815 zijn te vinden in de eerste instructie voor de secretaris *  Deze moest al het genotuleerde per jaar in een alfabetisch register overbrengen, dus indices maken (nrs 26-30). Bovendien diende hij dagelijks van alle stukken die ter vergadering werden besproken een lijst bij te houden, de agenda's (nrs 173-178). Zonder toestemming van het college mocht hij geen inzage van stukken aan derden geven.
In 1880 kwam er een nieuwe instructie voor de secretaris, kort daarop gevolgd door Regels van curatoren voor de bewaring en de zorg voor het archief *  Hierin werd bepaald, dat het archief zou worden bewaard in gesloten kasten in het academiegebouw. De voor de dagelijkse werkzaamheden benodigde bescheiden werden door de secretaris thuis bewaard. Alfabetische indices op de notulen en agenda's op de in banden chronologisch bijeengehouden reeks ingekomen stukken en minuten van verzonden stukken bleven vereist. Om de tien jaar diende de secretaris een alfabetisch register op de agenda te maken. De declaraties die curatoren ontvingen en doorzonden naar de minister, werden ingeschreven in registers van uitgaven, die de secretaris bijgehouden heeft tot het einde van de 19e eeuw (nrs 2287-2293). Tenminste eenmaal per jaar werd het archief door het college geïnspecteerd.
Vrijwel het gehele archief over de periode van 1815-1910 bestaat dus uit notulen en de omvangrijke reeks banden chronologisch geordende correspondentie (nrs 36-172), met indices. De overige, losse stukken uit die periode vormen slechts een aanvulling op deze banden en zijn verspreid over de verschillende rubrieken van de inventaris beschreven. Van series, zoals de jaarverslagen, die schijnbaar pas in 1910 beginnen, zijn de oudere stukken in de algemene serie ingekomen en verzonden stukken terug te vinden.
In 1911 werd de archivering volgens de chronologie van de ingekomen en minuten van verzonden stukken verlaten en werd een onderwerpsgewijze ordening ingevoegd. De stukken werden nu volgens bepaalde trefwoorden gerubriceerd, en de toegang ertoe verzekerd door alfabetische klappers (nrs 212-230). In 1932 werd dit systeem in zoverre gewijzigd, dat de indicering werd stopgezet. Inmiddels was de agendering op de ingekomen stukken en minuten van uitgegane stukken hervat (nrs 179-210).
Er zij op gewezen, dat met uitzondering van de stukken betreffende de assistenten en conservatoren/wetenschappelijk ambtenaren, de rubricering van de hoofdafdelingen personeel, materieel beheer en onderwijs per faculteit is ingericht. Binnen elke faculteit is dan steeds zoveel mogelijk vastgehouden aan de officiële wetenschapsindeling in combinatie met de daarop afgestemde indeling volgens de hoger-onderwijswet van 1876, en de indeling zoals de universiteit die zelf hanteerde *  De faculteitsindeling wordt in iedere hoofdrubriek voorafgegaan door de instellingen die voor algemeen gebruik zijn, zoals academiegebouw en bibliotheek. De enige rubriek waar deze algemene indeling niet voor geldt, is de rubriek eigendommen. Deze is alfabetisch op straatnaam en huisnummer geordend.
Vallen onderwijsvakken of het beheer van instituten onder meerdere faculteiten, dan zijn ze geordend onder verenigde, dus gecombineerde faculteitsrubrieken, die op de gewone faculteitsrubrieken volgen. Met dien verstande, dat het vak aardrijkskunde voor wat betreft de sociale aardrijkskunde onder letteren en wijsbegeerte valt, en voor de fysische geografie tot de faculteit der wis-en natuurkunde behoorde. Het instituut valt dan onder de combinatie van beide faculteiten. De huidige faculteitsindelingen waren in de periode vóór 1954 nog niet van toepassing.
Wat betreft het personeel zijn over de periode sinds 1911 de stukken met de gegevens over het docerend personeel op naam en leeropdracht gespecificeerd. Gegevens ten aanzien van wetenschappelijk personeel sinds 1911 kunnen in het geval van sommige personen verspreid voorkomen in de verschillende rubrieken wetenschappelijk personeel van hoogleraar tot assistent. Stukken betreffende het ambtelijk personeel zijn uitsluitend geordend naar instituut, laboratorium of kliniek. Van een bepaald personeelslid is in de algemene personeelsregisters te vinden, bij welk instituut, laboratorium of kliniek de betreffende persoon werkzaam was.
Over de stedelijke periode 1636-1815 zijn in het archief geen stukken aanwezig, met uitzondering van enkele retro-akten bij de aankoop van panden en percelen. De stukken uit de korte periode dat de universiteit van Utrecht werd bestuurd door het college van herstel en zuivering (1945-1946) zijn los van het eigenlijke curatorenarchief beschreven, maar wel volgens dezelfde indeling. Hoewel dit archiefgedeelte strikt genomen niet als een gedeponeerd archief kan worden beschouwd, was integratie in het curatorenarchief niet zonder meer mogelijk. Immers, dit door het Militair Gezag ingestelde bestuurscollege had de specifieke opdracht de universiteit te zuiveren van personeel dat zich in de oorlogsjaren onvaderlandslievend had gedragen. Het richtte daarop ook de meeste aandacht en vormde bijzondere dossiers dienaangaande. Om die reden is het in een apart hoofdstuk beschreven na het eigenlijke curatorenarchief.
Bij het archief werd een groot aantal gedeponeerde archiefjes aangetroffen, meest van stichtingen en fondsen opgebouwd uit legaten en schenkingen ten behoeve van de universiteit. Tenzij erflaters of schenker uitdrukkelijk anders hadden bepaald, werden deze beheerd door het college van curatoren, dat daarvoor jaarlijks verantwoording aflegde aan de minister. Voor zover de oorsprong en doelstellingen niet duidelijk inde inventaris zelf tot uiting komen volgt hier een korte beschrijving van de instellingen.
Het Academiefonds werd in 1836 opgericht ter verrijking en uitbreiding der bibliotheek en van andere verzamelingen, of ook ten behoeve van eenig gedeelte van het onderwijs voor welk geene genoegzame toelagen van rijkswege mogten worden verstrekt. De inkomsten van het fonds bestonden uit de opbrengsten van inschrijvings-, recensie- *  , en examengelden. De vrije beschikking erover werd al in 1840 aan curatoren gelaten. Op het Academiefonds steunden tientallen jaren lang een groot deel van de inkomsten en uitgaven van de universiteit. De hoger-onderwijswet van 1876 bepaalde dat de financiering van de universiteiten voor het overgrote deel uit de rijksbegroting moest komen. Een der overgangsbepalingen van de wet van 1876 hield in, dat de bestemming van de gelden van het Academiefonds nader door de Kroon zou worden geregeld. Als gevolg hiervan werd het fonds in 1882 geliquideerd. De inkomsten van het fonds werden sindsdien in !s rijks schatkist gestort.
Het Fonds-Suerman werd in 1861 gevormd ten behoeve van het nosocomium, de toenmalige universiteitskliniek bij het stedelijk ziekenhuis in de Lange Jufferstraat. Sedert 1931 was dit fonds vooral bestemd voor de stichting en het onderhoud van de Leeszalen bij de Bibliotheek.
Het "Dondersfonds" was een stichting, in 1889 opgericht door leerlingen en vrienden van de hoogleraar in de fysiologie F.C. Donders, met als doel de vorming van Nederlandse fysiologen en oogartsen.
Een in 1908 door J. baron d'Aulnis de Bourrouill in het leven geroepen fonds vormde de financiële basis van twee doelgerichte stichtingen: de in 1925 opgerichte stichting Nieuw Leeuwenberg voor de bouw en inrichting van een farmacologisch laboratorium (na de voltooiing ervan in 1928 opgeheven); en de stichting Bouwfonds fysiologie en hygiëne, opgericht in 1929 met als oogmerk de bevordering van het onderwijs in de fysiologie en hygiëne, en meer specifiek de bouw van een fysiologisch laboratorium.
Het Farmacologisch studiefonds (1925) financierde farmacologisch en fysiologisch onderzoek, maar werd na de Tweede Wereldoorlog aangewend voor de verwerving van panden ten behoeve van de universiteit.
Het Professor F.A.W. Miquelfonds was bestemd voor toelagen ten behoeve van studie, onderwijs en onderzoek in de plantkunde.
Ten aanzien van de meeste gedeponeerde archieven geldt dat over de betreffende fondsen en instellingen ook stukken berusten in het hoofdarchief, met name de rubriek "Beheer".
Het archief van het college van curatoren werd in 1948 aan het rijksarchief in Utrecht overgedragen voor wat betreft de periode 1815-1910. In 1967 volgde de overdracht van een groot deel van de bescheiden over de periode 1911-1932, in 1978 aangevuld tot het jaar 1954.
In 1969 had de bewerker al een voorlopige inventaris uitgegeven in combinatie met het archief van de senaat en de faculteiten tot eind 19e eeuw *  Van de toenmalige inventaris zijn de nummers en beschrijvingen van het archief van senaat en faculteiten vervallen. Hiervan is een aparte inventaris in bewerking, die te zijner tijd in de inventarissenreeks van het rijksarchief in Utrecht zal verschijnen. Van een concordantie op deze eerste inventaris is afgezien vanwege het voorlopige karakter daarvan. Zij was bovendien om praktische redenen moeilijk uitvoerbaar vanwege de vele uitsplitsingen en de toevloed van nieuwe bescheiden.
Op inv.nrs. 2773-3382 is met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een openbaarheidsbeperking van 75 jaar van toepassing. Eerdere inzage in voornoemde inventarisnummers is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de secretaris van de Universiteit Utrecht.
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
Lijst van leden van het college van curatoren
Lijst van secretarissen van het college van curatoren
Lijst van leden van het college van herstel en zuivering, 1945-1946
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1815-1954
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het College van Curatoren van de Rijksuniversiteit te Utrecht 1815-1954 (1971)
Auteur:
C.A. van Kalveen
Datering toegang:
1986
Datering bewerking:
2012
Openbaarheid:
Op inv.nrs. 2773-3382 is met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een openbaarheidsbeperking van 75 jaar van toepassing. Eerdere inzage in voornoemde inventarisnummers is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de secretaris van de Universiteit Utrecht
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
55,2 m