Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Provinciaal bestuur 1813-1920

79 Provinciaal bestuur 1813-1920

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Woord vooraf
Franse periode
Grondgebied van de provincie Utrecht
Organisatie
79 Provinciaal bestuur 1813-1920
Inleiding
Organisatie
De provincie vervult een dubbele funktie. In de eerste plaats is zij een tussenschakel (met inbegrip van het toezicht) tussen het rijk enerzijds en de gemeenten en waterschappen anderzijds. In de tweede plaats verricht zij een niet omvangrijke (evenwel in omvang toenemende) en ook niet strak omlijnde, maar als het ware aanvullende taak op het gebied van het rechtstreekse bestuur. Bij de uitoefening van het eerste heeft de provincie er veel toe kunnen bijdragen, dat de centralisatie en de directe bevoogding van de gemeenten door het rijk hier te lande wellicht in iets minder snel tempo en op iets minder intensieve wijze plaats vond dan in andere landen.
Als vaste kern van de provinciale organisatie vindt men overal de vanouds bestaande provinciale waterstaatsdiensten. De provincies treden op het gebied van de waterstaat dan ook niet alleen op als toezichthoudend, maar ook als zelfstandig handelend orgaan. Deze zelfstandige provinciale activiteiten hebben in het bijzonder betrekking op de aanleg en het onderhoud van provinciale wegen, bruggen, kanalen, sluiswerken e.d. Daarnaast maken de provincies zich verdienstelijk op verschillende gebieden: de elektriciteitsvoorziening, de drinkwatervoorziening, het ziekenhuiswezen, de krankzinnigenzorg en het vervoerswezen. Zij doen dit echter alleen, voorzover in deze behoeften niet door anderen (het rijk of de gemeenten) wordt voorzien.
In de periode tot 1848 bemoeide de regering zich tot in bijzonderheden met het provinciaal bestuur, daarbij gebruik makend van de commissarissen (gouverneurs). Aan een ontplooiing van de autonomie stond ook het gemis van vrije beschikking over eigen financiën in de weg. De kosten van het provinciaal bestuur werden tot 1850 opgevoerd op de rijksbegroting. Slechts ten behoeve van het onderhouden en aanleggen van waterstaatswerken konden zij de middelen voordragen om daarin geheel of ten dele ten koste der provincie te voorzien.
Radikaal was echter de verandering in 1848. De gedachte van een standenvertegenwoordiging, die in de nieuwere tijd niet meer paste, werd volkomen losgelaten en daarvoor in de plaats kwamen rechtstreekse verkiezingen voor de provinciale staten door de ingezetenen, die aan wettelijke eisen voldeden. Ook de uitoefening van het gezag en de macht der staten moest nu door de wet worden geregeld. De vergaderingen van de staten werden openbaar.
De provincie kreeg voor een deel van haar uitgaven een eigen begroting. De grondwet ging namelijk onderscheid maken tussen bestuurskosten, die geacht werden het rijksbestuur te betreffen en ook in het vervolg op de rijksbegroting zouden worden gebracht en de 'enkel provinciale en huishoudelijke' uitgaven, die door de provinciale belastingen zouden moeten worden gedekt - een stelsel van gesplitste begrotingen, dat bij de herziening in 1887 door de enkele provinciale begroting is vervangen, maar in de praktijk tot 1905 heeft bestaan. In dit systeem, uitgewerkt in de door Thorbecke ontworpen provinciale wet van 6 juli 1850 S. 39 hebben latere grondwetsherzieningen geen wijziging van betekenis gebracht, behoudens de verandering inzake de begroting en de belastingheffing. De wet is op 12 februari 1962 vervangen door de Provinciewet van 25 januari 1962 S. 17.
Na het herstel van de onafhankelijkheid betrok het provinciaal bestuur het voormalig paleis van koning Lodewijk Napoleon aan de Wittevrouwenstraat/Drift. In december 1833 verlieten gedeputeerde staten - evenals de 'griffie' - dit koninklijk gebouw weer en verhuisden naar de nieuwgebouwde vleugel van Groot-Paushuize. De provinciale staten waren reeds twee jaren eerder uit het paleis vertrokken naar de achter Paushuize voor hen gebouwde vergaderzaal. Zij bleven daar tot 1849 en hielden sedertdien hun zittingen in het gebouw voor kunsten en wetenschappen tot en met de winter van 1915. Gedeputeerden hielden het langer uit in Groot-Paushuize. Zij gingen eerst heen toen de slopers reeds de daksparren boven hun hoofd begonnen af te breken. Inmiddels was echter een meer geriefelijke en ruimere vergaderplaats voor hen ingericht, in een omstreeks 1650 gestichte patriciërswoning, gelegen in de straat Achter Sint Pieter.
De bestuursorganen van de provincie zijn: de provinciale staten, de gedeputeerde staten en de commissaris van de koning (koningin).
Provinciale staten
Gedeputeerde staten
Commissaris des konings
Griffie
Bureau voor de statistiek
Provinciale waterstaat
De inrichting van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Bijlagen
Bijlagen
1. Enkele belangrijke wetten, koninklijke besluiten en andere besluiten
2. Lijst van gouverneurs, griffiers en leden van Gedeputeerde en Provinciale Staten
3. Toegang op de serie notulen met bijlagen van Gedeputeerde Staten
4. Toegang op de serie verbalen van de Gouverneur/Commissaris betreffende algemene zaken
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1813-1920
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het provinciaal bestuur 1813-1920
Auteur:
A. Beets en W.B. Heins
Datering toegang:
1991
Datering bewerking:
2012
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij inv.nrs. 434-471, 1336-2159 en 7171-8365 van dit archief niet in ons eigen depot. U kunt deze stukken inzien door ze aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
919,05 m
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij inv.nrs. 434-471, 1336-2159 en 7171-8365 van dit archief niet in ons eigen depot. U kunt deze stukken inzien door ze aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Rubrieken:
Thema trefwoorden: