Reizen voor je plezier

Reizen was niet altijd iets wat je in je vrije tijd deed. Tot eind 17e eeuw reisde men vooral vanwege religieuze redenen of voor werk: je deed een pelgrimstocht, handelaren reisden van de ene naar de andere stad om hun goederen te verkopen en wetenschappers gingen op stap om onderzoek te doen. Pas omstreeks de 18e eeuw werd het populair om puur voor je plezier te reizen. Dit was overigens alleen mogelijk als je welgesteld was. In de 18e eeuw werd het daarom populair om reisgidsen te maken. Meestal waren deze reisgidsen een verzameling van kleine kaartjes op zakformaat gebonden in een boekje.

Deze boekjes waren alleen erg duur! Als reiziger kon je ervoor voor kiezen om één voor één de kaartjes te kopen en deze, wanneer de set compleet was, in de boekwinkel te laten binden. Waar wij nu de symbooltjes voor bus-, trein- en metrostations kennen, staat in deze reisgidsjes uit de 18e eeuw de opstappunten waar je de postkoets kon nemen.

De ‘Nieuwe geographische Nederlandsche Reise- en Zak-atlas’

Zonder uitgestippelde reisgids, het internet of andere bronnen was je reis door Nederland al een hele onderneming in de 18e eeuw. De Amsterdamse regent Jean Deutz begon aan zo'n reis en wilde graag een gidsje. Op zijn verzoek maakte uitgever Jan Christiaan Sepp er een voor hem, mét beschrijving. Een reisgidsje gevormd naar aanleiding van zijn persoonelijk reis. Zo ontstond in 1779 de ‘Nieuwe geographische Nederlandsche Reise- en Zak-atlas’: een bijzonder gedetailleerd gidsje met prachtige tekeningen, dat je binnenkort kunt aanvragen via onze bibliotheekcatalogus. 

 

Reizen door de provincie Utrecht

Twee van de vijf reistochten in de ‘Nieuwe geographische Nederlandsche Reise- en Zak-atlas’ nemen je mee op reis door de provincie Utrecht. Dat waren lange tochten waar je onderweg mooie plekken tegenkwam :  'Men telt van Rheenen tot Utrecht 6½ Uuren gaans, veele Adelyke en Heeren-Landhuizen met hunne schoone houtryke Plantagien zullen de reisende daar ontmoeten’. Het grootste deel van deze reistochten was bedoeld om te voet af te leggen, alleen enkele stukken kon je met de postkoets doen. Wat voor ons nu één uur duurt, duurde toen wel 6,5 uur.

Ook wordt er advies aan de reiziger gegeven: 'want een goed Logement is beter by den dag gezocht, dan by den avond te vinden’. De schrijver geeft advies over wat je echt móet gaan zien in een dorp of stad, welke wandelroutes het mooist zijn (en wanneer in het jaar), waar je kunt slapen, waar je lekker kunt eten en per tocht staat beschreven uit welk land de meeste andere reizigers komen die dezelfde reis afleggen. Ook zijn er kleine inkijkjes naar de grotere historische gebeurtenissen, zoals oorlogen en ongelukken. Zo lezen we een nogal negatieve recensie over Montfoort: ‘Het heeft tegenwoordig wel geene Byzonderheden, alzoo die door Brand en Oorlog veel zyn te niet gegaan’. Maar ook Zeist, Bilthoven, Amersfoort en Rhenen in het eind van de 18e eeuw trekken aan je voorbij.  Zou Jan Deutz tevreden zijn geweest met dit reisgidsje? 

 

Belang van de reisgidsen

Deze reisboekjes vertellen ons veel over de geschiedenis van Nederland en provincie Utrecht: hoe Nederland was ingedeeld in de 18e eeuw, hoe het landschap rondom Utrecht er uit zag, welke gebouwen of landschappen belangrijk waren. Ze vertellen ons ook wat over de opkomst van toerisme en reizen als recreatie, en wat voor reizigers er naar deze gebieden kwamen. Uitgevers maakten graag reclame voor hun reisboekjes om ze aan de man te brengen, waar we mooie advertenties aan over hielden. 

 

Dit verhaal is geschreven in het kader van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 voor het thema Europese routes.