Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Onteigening ten behoeve van aanleg spoorwegen

954 Onteigening ten behoeve van aanleg spoorwegen

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
De onteigeningswet van 1851
Welke informatie bieden de stukken?
954 Onteigening ten behoeve van aanleg spoorwegen
Inleiding
Welke informatie bieden de stukken?
In de inventaris zijn de stukken steeds onderscheiden naar hun doel. In eerste instantie worden die stukken genoemd die zijn "opgemaakt ter voorbereiding van de terviesieleggingen". Dit zijn de stukken waarvan vaststaat of vermoed kan worden dat zij "ter visie" hebben gelegen, dan wel de concepten of ontwerpen voor die stukken. Daarnaast worden de stukken genoemd die betrekking hebben op de tervisieleggingen en de daarbij ingediende bezwaren.
De stukken geven allereerst een indruk van de ligging van de ontworpen (en in sommige gevallen inmiddels alweer sedert lang opgebroken) spoorweg. Indien ingediende bezwaren hebben geleid tot aanpassing/wijziging van de plannen dan komt dit tot uitdrukking in onderlinge verschillen tussen de stukken die bij respectievelijk de eerste en tweede tervisielegging zijn ingediend (soms hetzelfde stuk, met daarop de wijzigingen aangegeven). Om de stukken die bij de eerste en tweede tervisielegging zijn ingediend te kunnen onderscheiden is het van belang te weten dat eventuele goedkeuring door de minister ten behoeve van de eerste tervisielegging is gedateerd vóór de betreffende wet, terwijl de goedkeuring ten behoeve van de tweede tervisielegging nà de wet, maar vóór het Koninklijk Besluit is gedateerd. Voorts wordt de eerste tervisielegging geregeld in art. 7 van de wet van 1851 en de tweede tervisielegging in art. 12 van die wet. Eventuele wijzigingen die na de tweede tervisielegging zijn aangebracht hebben geleid tot onderlinge verschillen tussen de "Staten aanwijzende de percelen voorkomende op de grondtekeningen met de namen der eigenaren en erfpachters volgens de kadastrale registers", die mede dienden als basis voor het Koninklijk Besluit, en het Koninklijk Besluit zelf.
Met name de lengteprofielen geven inzicht in de terrrein- en bodemgesteldheid, maar zij zijn wegens het gebruik van verschillende schalen voor lengte en hoogte niet voor iedereen even makkelijk te interpreteren.
De grondtekeningen, de uittreksels uit de kadastrale leggers, alsmede de "staten aanwijzende?etc." bevatten in principe de namen van de betrokken grondeigenaren, maar geven slechts een momentopname weer, vastgelegd op een enigszins willekeurig tijdstip. De betreffende gegevens zijn in de kadastrale archieven op een veel meer overzichtelijke wijze gerangschikt en vooral ook gerichter (bijvoorbeeld doordat op naam kan worden gezocht) toegankelijk. Indien op de grondtekeningen de namen van de eigenaren ontbreken kunnen deze bij het kadaster alsnog worden gezocht, uitgaande van het aangegeven perceelnummer.
Voorts geven de stukken inzicht in de ingediende bezwaren en verlangens van belanghebbenden, alsmede de reactie daarop. Het is beslist niet zo dat uitsluitend diegenen die niet van zins waren te wijken voor de spoorweg bezwaren hebben ingediend. Soms gaf men aan bij voorkeur voor een groter te onteigenen oppervlak in aanmerking te willen komen omdat het resterend gebied als van geen of weinig waarde werd beoordeeld, of men wilde behalve de benodigde grond ook een huis verkopen omdat de spoorweg wat al te dichtbij dreigde te komen. Vaak ging het om het bedingen van nadere rechten en plichten van verkoper/koper ten aanzien van aanleg en onderhoud van overwegen, parallelwegen en -sloten en dergelijke zaken. Een enkele keer werden er verzoeken ingediend voor de aanleg van een niet voorzien station of de verplaatsing van een wel beoogd station. Bedrijven wilden wel grond afstaan, maar in ruil voor een eigen aansluiting op het spoor, enz. enz.
De stukken die zijn opgenomen in het aanleg-gedeelte zijn meestal afkomstig van de verantwoordelijke ingenieurs en geven een indruk van hun bemoeienissen, die overigens niet uitsluitend van technische aard waren.
Herkomst en presentatie van de stukken
Bijlage

Kenmerken

Datering:
1835-1938
Toegangstitel:
Inventaris van archieven van de onteigening ten behoeve van de aanleg van spoorwegen 1835-1938
Auteur:
Medewerkers project 'Historisch archief Nederlandse Spoorwegen', in samenwerking met het Nederlands Spoorwegmuseum
Datering toegang:
2000
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
35,48 m zuurvrije dozen