Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inventaris -
2 Insrciptiones (UBU)
Inleiding
Buchelius en de Inscriptiones
Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel
Inventaris -
2 Insrciptiones (UBU)
Inleiding
Buchelius en de Inscriptiones
door Kees Smit
Arnoldus Buchelius (1565-1641)
De 21ste eeuw is begonnen met twee proefschriften over Buchelius, in 2000 van Judith Pollmann, Een andere weg naar God: de reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641), en in 2001 van Sandra Langereis, Geschiedenis als ambacht: oudheidkunde in de Gouden Eeuw: Arnoldus Buchelius en Petrus Scriverius. In 2002 verscheen een digitale editie van zijn veel geciteerde Monumenta op het internet bij Het Utrechts Archief, in 2007 gevolgd door de wat minder bekende Inscriptiones op de site Digitale Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Op 1 november 2007 werden de Monumenta en Inscriptiones virtueel herenigd via http://buchelius.library.uu.nl/.
Aernout van Buchel of Arnold van Buchell (Buchelius) – zijn naam wordt op verschillende manieren gespeld – is nooit van publicatie van deze werken uitgegaan. Tijdens zijn leven heeft hij veel geschreven maar nauwelijks iets gepubliceerd. Buchelius was rijk genoeg om het grootste deel van zijn leven te kunnen doen waar zijn hart naar uitging en dat was het bestuderen van de geschiedenis. Hij specialiseerde zich in genealogie en heraldiek, vooral die uit zijn eigen omgeving: Utrecht en de Nederlanden. Maar hij zocht ook in onze streken naar overblijfselen van de Romeinen en verzamelde afschriften van middeleeuwse oorkonden van zijn woonplaats Utrecht.
Zijn leven was dat van iemand die nog in de katholieke Middeleeuwen opgroeide en na de reformatie moeizaam zijn plaats in de nieuwe tijd zocht. Buchelius was een van de onechte kinderen van de kanunnik Aernt van Buchell en Brigitta Jans. Zijn moeder trouwde in 1573 met de landmeter Johan Adriaensz Ruys. Samen zorgden zij voor de jonge Aernout als hun eigen kind. De jongen doorliep de Hiëronymusschool en ging in 1584 in Leiden rechten studeren, ook al was hij nog katholiek. Zijn verblijf in Leiden duurde daarom misschien maar kort, want nog hetzelfde jaar vertrok hij naar het Noord-Franse Douai om daar verder te studeren. Op vakantie in Parijs ging hij zich interesseren voor de Romeinse ruïnes en de middeleeuwse gebouwen van die grote stad. Samen met anderen probeerde hij inscripties te ontcijferen.
In 1587 maakte hij een reis via Duitsland naar Rome, noteerde veel van wat hij tegenkwam en hield een dagboek bij. Toen zijn geld gestolen werd, moest hij in 1588 voortijdig naar Utrecht terugkeren. Hier keek hij met andere ogen naar alles wat er nog aan middeleeuwse gebouwen, grafzerken en gebrandschilderde ramen te zien was. Sommige kloosters en kerken waren al geheel of gedeeltelijk gesloopt. Buchelius begreep dat er nog veel meer zou verdwijnen.
Zijn hele verdere leven besteedde hij veel tijd om grafschriften over te schrijven en de wapens in kleur na te tekenen. Hij verzamelde deze Utrechtse gegevens later in de Monumenta. Hetzelfde deed hij als hij op reis was in andere steden in West- en Zuid-Nederland. Die aantekeningen bundelde hij in de Inscriptiones. Hij schreef hoofdzakelijk in het Latijn, maar ging regelmatig over op Nederlands en af en toe op Frans.
Tien jaar lang schreef hij tevens over de Nederlandse opstand tegen Spanje. Dit verslag vermengde hij met een persoonlijk dagboek en notities over wat er om hem heen gebeurde. Dit boek, de Commentarius, stopt in 1599, misschien omdat er toen al kronieken over de opstand in druk verschenen waren. Deze kroniek werd in 1907 als Diarium uitgegeven door G. Brom en L. A. van Langeraad, voorafgegaan door een uitvoerige biografie. Buchelius ging zich vanaf 1600 beperken tot de middeleeuwen en tot genealogie.
Inmiddels had hij in 1593 zijn rechtenstudie in Leiden afgesloten en kon hij zich als advocaat in Utrecht vestigen. Kort daarna trouwde hij met een rijke weduwe, Claesje van Voorst-van der Voort, die uit haar eerste huwelijk een zoontje van vier jaar had. Hun gezamenlijke zoon, Aernt, werd in 1594 geboren. Voor de advocatuur had Buchelius weinig belangstelling en omdat hij geen geldzorgen meer had, hield hij zich steeds meer bezig met de geschiedenis. Hij correspondeerde met bekende geleerden en was bevriend met Utrechtse kunstenaars.
Al voor zijn huwelijk was hij geleidelijk aan protestants geworden. Uiteindelijk werd hij zelfs een vurig contraremonstrant en was hij tot 1630 enkele jaren werkzaam als ouderling en als regent van een tuchthuis. In 1619-1620 was hij korte tijd een van de bewindhebbers van de VOC, maar met weinig animo.
Hoewel hij nauwelijks publiceerde, was Buchelius een geleerde geworden. Hij genoot gezag, mede omdat hij de bronnen altijd kritisch benaderde. Ook de Inscriptiones laten zien dat hij af en toe twijfelde aan wat hijzelf of anderen genoteerd hadden. Na zijn dood in 1641 werden zijn oudheidkundige manuscripten direct aangekocht door zijn vriend Cornelis Booth en door Johan van Nellesteyn. Zijn omvangrijke bibliotheek werd geveild. Al in de achttiende eeuw zijn de Monumenta en een groot deel van de Inscriptiones overgeschreven en nagetekend door Engelbert van Engelen. Dat werk wordt onder de titel Grafs en wapen der kerken van Uytrecht, II (grotendeels Monumenta) en III (deels Inscriptiones) bewaard in Het Utrechts Archief (Van der Horst e.a. 1984, p. 278-279, cat. nr. 133; Van Bueren 1999, p. 249-250, cat. nr. 97).
De Inscriptiones en de Monumenta: een algemene inleiding
De Monumenta en de Inscriptiones zijn de weerslag van jarenlange notities van Buchelius. Hij maakte in allerlei kerken, kloosters en andere gebouwen aantekeningen van wat hem interesseerde. Dat waren vooral opschriften op grafzerken en grotere grafmonumenten. Daarnaast noteerde hij wat er op rouwborden, memorietafels en in glas-in-lood ramen nog te zien was. Veel van die ramen zijn in de loop der tijd vervangen door helder glas. Dit betekent dat de tekst van Buchelius vaak de enige bron is. Hetzelfde geldt voor de dikwijls versleten of zelfs opgeruimde grafstenen. Buchelius moest zelf al vaak constateren dat hij de wat oudere zerken niet meer kon ontcijferen. Buchelius noteerde niet alleen teksten, maar tekende ook de familiewapens en kleurde die in; soms tekent hij ook een gebouw of stadsgezicht.
Van de werkwijze van Buchelius weten we dat hij tijdens zijn veldwerk de gegevens noteerde en tekende op stukjes papier. Soms jaren later sorteerde hij de informatie, die hij vervolgens overschreef en -tekende in deze twee handschriften. Buchelius reserveerde een aantal bladzijden voor een bepaalde stad of streek. Wanneer die ruimte gevuld was en hij toch nog gegevens over die stad of streek vond, gaf hij die simpelweg elders in het boek een plaats. Hierdoor staat dus niet steeds alle informatie over een stad of streek bij elkaar. Maar dat verschijnsel zien we in allerlei handschriften, zeker niet alleen bij Buchelius. Regelmatig wisselde hij zijn eigen aantekeningen af met notities die hij van een ander had gekregen. Veel heeft hij ontleend aan Gijsbert Lap van Waveren maar ook aan jonkheer Carel van Rietwijk. Op deze twee mannen wordt verderop nader ingegaan. Soms noemt hij anderen als zegsman.
Op het eerste gezicht lijken de Inscriptiones als twee druppels water op de Monumenta, maar er zijn verschillen. De Inscriptiones telt 464 pagina’s waarvan er 265 beschreven zijn en 199 blanco. Er zijn 196 bladzijden met tekeningen, waarvan maar elf helemaal zonder kleur. Daarnaast zijn er 69 met alleen tekst. De Monumenta telt 340 pagina’s, waarvan er 310 beschreven zijn en slechts 30 blanco. Dit handschrift is minder omvangrijk, maar heeft 75 beschreven bladzijden meer. Er zijn 263 bladzijden met tekeningen, waarvan maar zeven helemaal zonder kleur. Daarnaast zijn er 47 met alleen tekst.
De genoemde verhouding tussen de ingekleurde pagina’s en die welke nog helemaal ingekleurd moesten worden, is betrekkelijk grof en subjectief. Hierboven is een bladzijde als gekleurd gerekend, ook als er maar één wapentje ingekleurd was en misschien twintig die nog alleen met zwarte inkt getekend waren. Het doet vermoeden dat Buchelius nog heel wat werk te verzetten had. Het is aannemelijk dat hij vaak niet over de juiste gegevens of de juiste verf beschikte. Hier en daar gaf hij met kleine lettertjes aan welke kleuren nog ingevuld moesten worden. Hij zal tijdens zijn veldwerk niet altijd in staat zijn geweest om bij de vaak zeer gedetailleerde wapens alle kleuren te noteren. Het valt niet uit te sluiten dat hij zijn verfdoos daarbij wel eens bij de hand heeft gehad, maar het inkleuren zal hij toch hoofdzakelijk thuis gedaan hebben.
Materiële beschrijving van het handschrift van de Inscriptiones
De aankoop van de Inscriptiones
Twee informanten: Gijsbert Lap van Waveren en jonkheer Carel van Rietwijk
Verantwoording Inscriptiones
Literatuur
Colofon

Kenmerken

Categorie:
  • Zonder categorie