Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inventaris -
2 Insrciptiones (UBU)
Inleiding
Buchelius en de Inscriptiones
Materiële beschrijving van het handschrift van de Inscriptiones
De aankoop van de Inscriptiones
Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel
Inventaris -
2 Insrciptiones (UBU)
Inleiding
De aankoop van de Inscriptiones
door Bart Jaski
Gegevens over de aankoop van de Inscriptiones en de geschiedenis van het handschrift voordat het werd geveild als onderdeel van de collectie Smissaert kunnen worden ontleend aan de correspondentie van de bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek, J. F. van Someren (Universiteitsbibliotheek Utrecht, Bibliotheek archief vol. 17 (1903-1909), nrs. 1701, 1706a-d).
In een brief d.d. 13 januari 1906 schrijft hij aan het College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht of zij willen overwegen een buitengewoon krediet van f. 1500.- aan te vragen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, om zo de handschriften van Arnold Buchelius en Cornelis Booth aan te kunnen schaffen. Van Someren meldt daarbij het volgende: ‘De Heer Smissaert heeft deze handschriften verworven als erfenis van de laatste afstammelinge uit het geslacht d’Hangest Yvoy te Utrecht, wier vader en grootvader den grond hebben gelegd tot bovengenoemde verzameling’. Van Someren maant aan tot haast, hij wilt het krediet graag hebben voordat de veilingscatalogus gepubliceerd wordt en anderen soortgelijke aanvragen zullen doen. In een brief van 24 maart (nr. 1706) geeft hij toe dat uit de catalogus blijkt dat de verzameling meer belangrijke handschriften bevat dan hij eerst had vermoed, en dat een bedrag van f. 3800 noodzakelijk zal zijn om de begeerde boeken aan te schaffen. Bij particulieren heeft hij toezeggingen tot financiële steun van f. 1200.- verkregen, en hoopt dat dit de regering zal aansporen om haar krediet tot f. 2500.- op te hogen. Hij verzoekt het College der Curatoren ‘den Minister te willen bewerken’ – met succes, zoals zou blijken. Van Someren voegt hieraan toe dat aanschaf een succes kan opleveren voor de prijsvraag over het leven van Buchelius die het Provinciaal Utrechtsch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen al meermaals heeft uitgeschreven, tot dan toe zonder veel respons. Op 17 april meldt Van Someren triomfantelijk dat hij dertien nummers heeft weten te verwerven, ook al had hij zelf meer willen verkrijgen. Hij noemt speciaal de genealogie van de familie Booth (nu Hs. 1829), die werd geschonken door de weduwe M. Twiss-Suermondt, en het handschrift van Buchelius, ‘een oudheidkundige reis door Nederland, met teekeningen, aangaande hetwelk mij nu reeds van verschillende zijde voorstellen tot
De bewering van Van Someren dat het handschrift van Buchelius afkomstig zou zijn van de ‘laatste afstammelinge uit het geslacht d’Hangest Yvoy te Utrecht, wier vader en grootvader den grond hebben gelegd tot bovengenoemde verzameling’ is van belang. Het doet vermoeden dat de Inscriptiones niet uit de nalatenschap van Edward Huydecoper van Nigtevecht (1827-1883) komen, zoals waarschijnlijk wel geldt voor de Monumenta. Hoe de familie d’Hangest Yvoy in het bezit kwam van de Inscriptiones kan redelijk goed gereconstrueerd worden. Het is zeer waarschijnlijk dat Cornelis Booth, bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek van Utrecht, in zijn verwerving van een aanmerkelijk aantal boeken en handschriften van Buchelius ook de Inscriptiones verkreeg. De collectie werd via Cornelis’ zoon Everard, heer van Mijdrecht, uiteindelijk geërfd door diens dochter Digna Elisabeth, de vrouw van Steven Frederik van der Capellen (gest. 1707), heer van Schalkwijk en Mijdrecht. Hun kleinzoon Gerlach Theodorus van Capellen, heer van Schonauwen, stierf kinderloos, en zodoende kwam via diens weduwe de collectie in het bezit van Gerlach’s zwager Maximiliaan Louis van Hangest gezegd d’Yvoy (1753-1831), die ook heer van Mijdrecht werd (Bok en Plomp 2005, 54-55). Van Hangest was de fungerend voorzitter van de Hoge Raad van Adel, en overleed kinderloos overleed. De collectie Buchelius-Booth werd ik 1840 aangekocht door de Gedeputeerde Staten van Utrecht ten behoeve van het archief’ (Wolleswinkel 2006, kol. 55). De Inscriptiones maakten daar echter geen deel van uit. Blijkens Van Someren bleef het een en ander in het bezit van de afstammelingen van Maximiliaan Louis’ vader Maximiliaan van Hangest-Genlis gezegd d’Yvoy (1717-83). Vermeldenswaard is dat deze Maximiliaan lid was van de raad van Utrecht en in 1768 het pand te
Maximiliaan had nog twee andere zonen, Daniël Cornelis Egbert (†1806) en Cornelis Frederik (†1836). De afstammelingen van de eerste zetten de mannelijke lijn van het geslacht voort. Cornelis, geboren en gestorven in Utrecht, had twee kinderen, namelijk een dochter, Anna Carolina (†1876), die trouwde en kinderen kreeg, en een zoon, Hendrik Maximiliaan (†1847), die alleen een dochter had, genaamd Rijka Maria. Samen met haar man Hendrik van Vladeracken vertrok zij in 1878 naar de Verenigde Staten, waar hun geslacht werd voortgezet. Ze stierf in de staat New York in 1900. Zij kan de ‘laatste afstammelinge uit het geslacht d’Hangest Yvoy te Utrecht’ zijn geweest, wier erfenis, haar bezittingen die in Nederland nog aanwezig waren, werd opgekocht door Smissaert (want die verkreeg die niet doordat hij met een lid van de familie Yvoy verwant was). Maar er is verder onderzoek nodig om dit vermoeden te kunnen ondersteunen.
Twee informanten: Gijsbert Lap van Waveren en jonkheer Carel van Rietwijk
Verantwoording Inscriptiones
Literatuur
Colofon

Kenmerken

Categorie:
  • Zonder categorie