Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inventaris -
3 Monumenta Quaedam (Tresoar)
Inleiding
Inleiding
Samuel Muller
Pathuis
Hss_Van_Buchel_Monumenta De Monumenta handschriften van Aernout van Buchel
Inventaris -
3 Monumenta Quaedam (Tresoar)
Inleiding
Pathuis
Een belangrijke gebruiker van de Monumenta quaedam was de Groningse archivaris A. Pathuis. In zijn Groninger gedenkwaardigheden van 1977, p. 9, Lijst van afkortingen, verwijst hij ernaar als ‘EVC = Rijksarchief Friesland. Archief Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. Nr. X 53. [over de jaren] 1611, 1622-1626. Met tekeningen, deels in kleuren.’ Niet minder dan dertien inmiddels verdwenen opschriften in kerkramen of op grafstenen ontleende hij aan het handschrift van Buchelius. Deze was zijn tijd ver vooruit met het noteren van zulke opschriften.
In zijn Inleiding, op p. 1, schrijft Pathuis, dat in 1839 zijn voorganger H.O. Feith sr. het plan opperde uitgaven te verzorgen, waarin opschriften van torenklokken en van grafzerken in de provincie Groningen zouden worden gepubliceerd. ‘De gedachte om grafschriften te registreren dook ook in 1839 tussen Eems en Lauwers niet voor het eerst op. De te Utrecht wonende Arnoldus Buchelius, eigenlijk Aernout van Buchell, 1565-1641, had er zich mee bezig gehouden. De resultaten van zijn activiteiten te Groningen en elders bevinden zich in het rijksarchief in Friesland en in de bibliotheek der rijksuniversiteit te Utrecht.’
Aldus Pathuis, die in een voetnoot nog op een handschrift van Johannes de Witt wijst.
Hij vertelt er niet bij dat die zijn vriend Buchelius twaalf jaar voor was geweest. De Witt was in 1605 namelijk samen met zijn oom Jacob Foeck in Groningen geweest, en daarnaast ook in Leeuwarden. De aantekeningen die hij gemaakt had, schonk hij aan Buchelius, die er dankbaar gebruik van maakte toen hij in 1617 zelf Groningen bezocht. Eigenlijk verdiende De Witt dus de eer, met zijn handjevol notities de eerste te zijn geweest.
Ze zijn met andere opschriften, die hij in Friesland, Gelderland en Holland opgetekend had, verzameld in een klein boekje, *  voorafgegaan door een briefje van 21 mei 1609 (p. 3). Het betreft aantekeningen gemaakt in Leeuwarden in de Grote Kerk en bij de Wirdumerpoort (p. 5-6), en in Groningen in de Martinikerk en de Aakerk (p. 7-9). Op p. 9 had hij erbij geschreven dat hij dit genoteerd had op 17 augustus 1605, in het gezelschap van zijn oom Jacob Foeck.
De samenstelling van Monumenta quaedam
Een tweedelig handschrift
Materiële beschrijving
Datering
Provenance
Inventaris
Dankwoord en verantwoording

Kenmerken

Categorie:
  • Zonder categorie