Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Familie Van Rijckevorsel

87 Familie Van Rijckevorsel

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Petrus Judocus van Oosthuyse en de familie Van Rijckevorsel
87 Familie Van Rijckevorsel
Inleiding
Petrus Judocus van Oosthuyse en de familie Van Rijckevorsel
De familie Van Rijckevorsel is afkomstig uit Brabant. De oudste bekende gegevens wijzen naar Breda, waar de familie in het begin van de 16e eeuw gevestigd is; waarschijnlijk zal hun herkomst in een vroeger stadium in Rijkevorsel tussen Antwerpen en Breda te zoeken zijn. Eind 16e eeuw vestigde zich een telg van de familie in Rotterdam, en werd zo de stamvader van de Rotterdamse tak, die voor het archief niet van belang is, aangezien zich daarin-op een enkel stuk na-geen archivalia van deze tak van de Van Rijckevorsels bevinden.
De hierin beschreven bescheiden zijn voor het grootste deel afkomstig van leden van de Rijsenburgse tak, een afsplitsing van de 's-Hertogenbossche tak. Op het eind van de 17e eeuw trok Dr. Joannes van Rijckevorsel van Breda naar 's-Hertogenbosch, en werd de stamvader van deze tak. Een van zijn nakomelingen, Jacobus Josephus van Rijckevorsel vestigde zich in het begin van de 19e eeuw in Rotterdam als firmant van de wijnhandel J. van der Kun, alwaar hij met diens dochter huwde. Na haar dood hertrouwde hij in 1814 met Hendrica Petronella Veronica van Oosthuyse, erfdochter van Petrus Judocus van Oosthuyse en Margaretha de Jongh. Deze van Oosthuyse kwam in 1783 uit Meulenbeke in Oost-Vlaanderen naar 's-Gravenhage, waar hij introk bij zijn neef Judocus Martinus van Oosthuyse en in 1788 zijn meesterproef als knopenmaker aflegde. In datzelfde jaar trouwde hij met de weduwe van zijn neef, Hendrica Smits, en, na haar dood in 1790, hertrouwde hij twee jaar later met Margaretha de Jongh. Het echtpaar woonde hoofdzakelijk in 's-Gravenhage, en naderhand gedurende enkele maanden per jaar in Rijsenburg. Beide echtelieden ontplooiden vele activiteiten op het terrein van handel en nijverheid. Zo sloten zij verscheidene compagnieschappen van korte of langere duur, onder andere tot fabricage van militaire en andere kleding en tot levering van levensmiddelen en brandstof aan de franse en bataafse legers. Tevens exploiteerden zij een goud- en zilverfabriek. Na de dood van Petrus Judocus van Oosthuyse in 1818 werd deze voortgezet door zijn weduwe Margaretha de Jongh, die zich een ware zakenvrouw toonde. Tot vlak voor haar dood in 1846 voerde zij met verve een agentschap voor de wapenfabrikant Joseph Devillers te Luik.
In 1806 kocht Van Oosthuyse de heerlijkheid Rijsenburg met uitgestrekte landerijen, waar hij zich als een ijverig voorstander van de rooms-katholieke leer deed kennen. In een bijna homogeen protestantse omgeving trok hij bij uitsluiting rooms-katholieke werknemers aan. Reeds in 1808 begon Van Oosthuyse met de bouw van een kerk, die in 1810 werd gewijd aan de naamheilige van Van Oosthuyse, S. Petrus Banden. Op bijna middeleeuwse wijze oefenden hij en zijn vrouw het patronaatsrecht van de kerk uit. Na de dood van Margaretha de Jongh in 1846 ging het gehele bezit van het echtpaar Van Oosthuyse over op Jacobus Josephus van Rijckevorsel, weduwnaar van Hendrika Petronella Veronica van Oosthuyse-die hiermee de stamvader van de tak Rijsenburg werd-en op hun kinderen. Eén van hen, Augustinus Josephus Aloysius, was al tijdens de ziekte van Margaretha de Jongh belast met het beheer van haar onroerende goederen en hij heeft die taak tot zijn dood toe namens de erven vervuld. Afwisselend woonde hij in 's-Gravenhage en op het Staelduin, terwijl hij zijn tijd grotendeels vulde met de behartiging van de belangen van vele familieleden.
Reeds in 1797 was Petrus Judocus van Oosthuyse begonnen landerijen en huizen te kopen in 's-Gravenzande, Loosduinen en Naaldwijk, een streek waaruit zijn beide echtgenotes afkomstig waren. Uit de verschillende aankopen werd een groot vermogenscomplex gevormd, waarvan de kern bestond uit een deel van de oude duingrond langs de Maas: het Staelduin. Bij familieleden zowel als pachters ontstond de gewoonte het totale complex aan te duiden als "Staalduin". De verwarring die deze gelijkluidende benaming veroorzaakte werd nog door twee factoren vergroot. Het vermogenscomplex "Staalduin" dankt zijn naam aan de duingronden, het Staelduin. Dit is in de tweede helft van de 19e eeuw gedeeltelijke afgegraven ten behoeve van de bouw van tuindersbedrijven. Het resterende gedeelte bleef bestaan als natuurgebied, het Staelduinse bos. Voor de duidelijkheid is hier het later door de familie ingevoerde onderscheid gevolgd: de naam Staelduin, in oude spelling, bleef in gebruik voor het oorspronkelijke duingebied, zowel het afgegraven als het niet afgegraven gedeelte; terwijl het vermogenscomplex als geheel als "Staalduin", in moderne spelling met aanhalingstekens, werd aangeduid.
Ook ten aanzien van hun werknemers en pachters van deze goederen nam het echtpaar Van Oosthuyse en vervolgens de familie Van Rijckevorsel een zelfde selectief-roomse houding aan als met betrekking tot Rijsenburg, welke in 1873 resulteerde in de oprichting van de S. Lambertuskapel in 's-Gravenzande.
De opvolger van Augustinus van Rijckevorsel als "familieadministrateur" was Frans Jacob Joseph Marie van Rijckevorsel, oudste zoon van zijn jongste broer. Deze was afwisselend in 's-Hertogenbosch en op het landgoed de Wamberg te Berlicum woonachtig en bekleedde een groot aantal politieke en maatschappelijke functies in Noord-Brabant.
Verantwoording van de inventarisatie
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
1. Stamboom van de familie Van Rijckevorsel, voor zover de leden stukken hebben nagelaten in deze inventaris
Erfgoedstuk
2. Concordantie op F.H.C. Weytens, Inventaris van het archief van huis Sparrendaal te Driebergen (Rijksarchief Utrecht 1964)
Erfgoedstuk
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1341-1969
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de familie Van Rijckevorsel 1341-1969
Auteur:
J. van Keulen en R.M. Sprenger
Datering toegang:
1993
Datering bewerking:
2013
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 50 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
90 bladen kaarten; 82 bladen tekeningen; 33,65 m oude verpakking
Rubrieken:
Thema trefwoorden: