Geëxcerpeerd zijn de volgende handschriften van het Bisschoppelijk archief:
Frederik van Blankenheim. 1393-1417. 1 deel. Met fragmenten van zijn tweede diversorium over 1407-1419 (bij het eerste deel ingebonden).
Rudolf van Diepholt. 1427-1438, 1441-14S5. 2 deelen.
David van Bourgondië. 1457-1496. 1 deel.
Philips van Bourgondië. 1517-1523. 1 deel.
Hendrik van Beieren. 1524-1527. (Bij het vorige deel gebonden.)
Het fragment van het register van bisschop Jan van Diest (op perkament) staat geheel op zichzelf. De serie schijnt begonnen te zijn met het register van Frederik van Blankenheim, waarvan het begin den indruk maakt te bestaan uit later bijeengebonden stukken. De registers, die zonder bepaald systeem samengebracht schijnen te zijn, betreffen de beide deelen van het Sticht: „Utrecht ende Overysele", of „dyocesis universa", zooals op de banden genoteerd staat. Het ontbrekende diversorium van Frederik van Baden is in het archief der Hollandsche rekenkamer geweest, doch daaruit verdwenen, evenals het eveneens vermelde derde diversorium van Frederik van Blankenheim.
De oudste registers zijn afkomstig uit de collectie Booth en daar blijkbaar zeer verminkt; het fragment van het register van Jan van Diest is gevonden in het archief van het Burgerweeshuis te Utrecht.
De beide registers worden vermeld in den inventaris van het (toen te Utrecht berustende) archief der Hollandsche registerkamer van Corn. Oem (dd. 1580) op fol. CXVvs. en CXVI. Aartshertog Matthias besliste 31 Maart 1580, dat de twee registers volgens art. 25 van de satisfactie van Utrecht te Utrecht zouden blijven, en aldus is ook geschied.
De drie quaterns p. 33- 72 (waarvan de eerste twee quaterns - p. 33-48 en 49-56-doorloopen en dus. stellig samenbehooren) zijn de oudsten van het register, loopende over 1307-1311. zy behooren echter niet bjj de rest van het register: immers zij bevatten meestal administratieve lijsten en aanteekeningen, geene arbitrale uitspraken van den bisschop. Reeds in 1315 heeft men er echter ook arbitrale uitspraken in bijgeschreven; mogelijk is het dus, dat men de quaterns toen reeds bij het register gevoegd heeft; mogehjk blijft echter ook, dat men ze juist wegens deze verdwaalde arbitrale uitspraken later tij het register gevoegd heeit.
De drie andere quaterns-p. 1-32 (7-26), 73-112(87-102) en 113-165 (129-148)-vormen de kern van het register. Zij bevatten in hoofdzaak arbitrale uitspraken van den bisschop, niet altijd in streng chronologische orde ; daartusschen zijn herhaaldelijk andere stukken (ook van andere jaren) geschreven, die het verband storen.
Zoo zijn de bladzijden 73-76 en 112*-112**** later tusschengevoegd en ingeplakt; zij dagteekenen, naar het schijnt, van 1317.-De bladzijden 1-6, 27-32, die aanteekeningen over klachten en lijsten van vredeloozen (zonder jaar) bevatten, schijnen eene soort van gerechtsrol te vormen.
Men vindt derhalve in den band:
1°. het register van de arbitrale uitspraken van bisschop Guy van Avesnes over de volgende jaren:
a. 1307-1308 (p. 77-86 en de correspondeerende bladzijden 103-112),
b. 1308-1310 (p. 7-26),
c. 1311-1312 (p. 87-102),
d. 1313-1314 (p. 129-148),
e. 1315 (p. 113-128 en de correspondeerende bladzijden 149-164),
2°. eene soort van gerechtsrol (lijsten van klachten en vredeloozen) zonder jaar (blz. 1-6 en de correspondeerende bladzijden 27-32),
3°. een register met administratieve lijsten en aanteekeningen van den bisschop over de jaren 1307-1311 (p. 33-72), waarvan de laatste helft (p. 57-72) wellicht niet bij de eerste (p. 33-56) behoort,
4°. verschillende later (misschien eerst door Boöth) ingevoegde en ingeplakte stukken, zooals p. 62*, 73-76 en 112*-****, 165en misschien andere.
Deze verzameling, die blijkbaar door Dr. C. Booth bijeengebracht is, is een allegaartje, dat niet bijeenbehoort. De arbitrale uitspraken en de lijsten van borgen voor veroordeelden en van vredeloozen schijnen te behooren bij het register van arbitrale uitspraken van bisschop Guy; misschien kunnen ook de memoriën van grieven en de klachten daarbij behooren (hoewel ze gedeeltelijk jonger zijn). De twee lijsten van leenen van den bisschop en van den heer van Dalen kunnen ook behooren bij het administratieve register uit den tijd van bisschop Guy, dat bij het register van arbitrale uitspraken gebonden is.
Maar de minuten en kopieën van charters zijn van anderen aard; zij behooren blijkbaar bij de stukken uit den tijd van bisschop Jan van Diest, die (gedeeltelijk afkomstig uit de collectie Booth) thans in het bisschoppelijke archief bewaard worden en grootendeels tezamen door mij uitgegeven zijn.
Floris van Wevelichoven. Oversticht 1380-1391. 1 deel. Frederik .van Blankenheim. Sticht en Oversticht. 1393-1423. 2 deelen.
Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1425-1453. 2 deelen.
David van Bourgondië. 1457-1496. li/2 deel.
Frederik van Baden. Oversticht. 1496-1513. 1/2 deel (gebonden bij het vorige nummer).
Philips van Bourgondië. Oversticht. 1517-1521.1 deel (gebonden achter het vorige nummer).
De judiciaal-registers bevatten in hoofdzaak eene soort van gerechtsrol, aanteekeningen over terechtzittingen en overde termijnen van dagvaarding. De bovendien voorkomende vonnissen, uitspraken, dadingen, oordeelen en dingtalen zijn, al zijn zij niet in den gewonen oorkon den vorm vervat, opgenomen; eveneens enkele hier voorkomende bepalingen over het zitting nemen ter klaring, benevens eene ordonnantie, houdende vaststelling van de rechten en verplichtingen der hoorigen.
Het register bestaat uit twee helften, waarvan de eene van voren naar achteren en de andere van achteren naar voren loopt; eene systematische reden voor deze. scheiding is echter niet aan te geven. Het register is door mij uitgegeven in de: Registers en f /rekeningen van bisschop Jan van Diest; de inleiding dier uitgaaf' geeft alle noodige inlichtingen over dit register.
Frederik van Blankenheim. 1404-1423. 1 deel.
Rudolf van Diepholt. 1424-1455. 2 deelen. Deze twee officiatoria zijn deelen van één register: zij sluiten chronologisch bij elkaar aan. Hoewel de afscheiding niet ten allen tijde is doorgevoerd, en derhalve wel eens eene latere akte in I, eene vroegere in II voorkomt, zoo kan toch als scheiding het jaar 1443 worden aangenomen; de door de deelen bestreken tijdperken zijn dus: I. 1424- 1442, II. 1443-1455.
David van Bourgondië. 1456-1496. 1 deel.
Frederik van Baden. 1496-1514. 1 deel.
Philips van Bourgondië. 1417-1524. 1 deel. Deze registers loopen over de beide deelen van het Sticht.
De akten, waarvoor deze registers zijn aangelegd en die dus in zeer groot aantal voorkomen (commissiën en recessen van ambtenaren en de reversbrieven met geïnsereerde commissiën) zijn niet in deze regestenlijst opgenomen. Daarentegen zijn de commissiën van personen, die tot den bisschop niet in ambtelijke betrekking stonden en dus niet rekenplichtig waren (b.v. artsen, landmeters, kosters enz.), opgenomen.
De overige in de officiatoria voorkomende akten zijn steeds opgenomen, met name ook de schuldbekentenissen, al zijn die soms uitvloeisels van eene ambtelijke afrekening, en akten van verpanding, al behelzen die tegelijk eene commissie.
Met oorkonden gelijkgesteld (en derhalve opgenomen) zijn de vergunningen en overeenkomsten (b.v. tot het slaan van munten en over het bedienen van ambten), al zijn die niet in den gewonenv oorkonden vorm gesteld.
In het eerste officiaal van bisschop Rudolf komt een groot aantal aanteekeningen voor over schulderkenning, kwijting, borgstelling enz., allen uit den eersten tijd van den kerkvorst, toen hij steeds in finantieele moeielijkheden zat; deze aanteekeningen zijn niet opgenomen.
Frederik van Blankenheim. Nedersticht en Oversticht. 1393- 1423. 2 deelen.
Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1433-1455. 2 deelen.
David van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1456-1496. 3 deelen.
Frederik van Baden. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1496- 1517. 3 deelen.
Philips van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1517-1524. 3 deelen.
Hendrik van Beieren. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1524-1528. 3 deelen.
De registers bevatten voornamelijk korte aanteekeningen omtrent de gedane beleeningen; alleen de in extenso opgenomen akten worden in deze regesten vermeld.
Het tweede register (N°. 476) bevat eveneens uitsluitend stukken over dezen oorlog. Het bevat weder ontzegbrieven en lijsten van de personen, die aan den bisschop of zijne tegenpartij veete aangezegd hebben,-en verder ook weder vele stukken, betreffende de onderhandelingen over bestand en vrede en de daartoe gehouden samenkomsten. Het is echter onzeker, of dit register bij het eerste behoort; het is met verschillende handen geschreven, waaronder ook (doch zelden) voorkomt de hand, die het grootste deel van het vorige register geschreven heeft. Het register is in een 17e eeuwschen omslag gebonden en afkomstig uit de collectie Booth.
Het tweede formulierboek (N°. 9) is grootendeels van dezelfde hand. Het bevat wel, evenals het eerste deel, uitsluitend stukken betreffende de kerkelijke rechtspraak; maar de stukken zijn hier niet, zooals in N°. 10, systematisch geordend. Ook behooren de opgenomen stukken, waarvan sommige elkaar opvolgende ongeveer van denzelfden tijd dagteekenen, gewoonlijk tot de latere regeeringsjaren van bisschop Frederik, hetgeen in het andere register, zoover is na te gaan, het geval niet is. Naar het schijnt, bevat het register dus eene nalezing op N°. 10, bevattende verschillende als formulieren opgenomen belangrijke akten, die denkelijk uit verschillende, thans verloren bisschoppelijke registers zijn overgenomen, waarschijnlijk in de orde, waarin ze daarin voorkwamen. In vele gevallen zijn in dit deel de dagteekeningen der stukken mede overgenomen, hetgeen mede schijnt te wijzen op de minder systematische inrichting van dit formulierboek.
De bij het volgende nummer als mogelijken samensteller vermelde kapellaan Andries Daneelsz. (1489) wordt ook in eene akte op fol. 42 van dit register vermeld als „heer Andries, cappellaen mijns genadiges heeren van Utrecht". Maar dit stuk (dd. 20Nov. 1483) is met latere hand bijgeschreven, terwijl in vroegere gedeelten van het register (fol. 7vs, fol. llvs.) twee, met de oude hand geschreven akten, voorkomen (ongedateerd en dd. 20 April 1482), waarin Anthonis van der Eeckhout en Jan Ernstz. van Meerten als 's bisschops kapellaans genoemd worden. Men zou derhalve kunnen concludeeren, dat dit register aan N°. 12 is voorafgegaan.
1. De oorkonden, die in extenso afgeschreven zijn.
2. De stukken, die eene rechtshandeling op schrift brengen, doch in een anderen vorm dan de oorkonden (b.v. in den vorm van een brief of een dingtaal) zijn opgesteld.
3. Stukken van verschillenden aard, die tusschen de oorkonden in de hier behandelde registers- opgenomen zijn, met uitzondering van lijsten van borgen, presenten op de klaringen, vredeloozen en beboeten, die zeer weinig belangrijk zijn.
Ik leg er nadruk op, dat derhalve in résumé medegedeelde stukken en aanteekeningen over rechtshandelingen niet opgenomen zijn. Voor de bewerking der doorloopende registers der bisschoppelijke kanselarij (judicialia en officiatoria) zijn eenige bijzondere regels vastgesteld, die onder de nummers 8 en 10 zijn medegedeeld.
Aanteekeningen by eene in extenso afgeschreven akte, die eene nieuwe uitvaardiging dezer akte (hetzij op een lateren datum, hetzij aan een ander adres) vermelden, zijn vermeld in eene noot bij het regest der oorspronkelijke akte.
Ik maak melding van eene onwillekeurige afwijking van in onze Handleiding gestelde regels voor regestenhjsten. De plaats van uitvaardiging der oorkonde is in deze regesten niet opgenomen. Dit is aanvankelijk door een der bewerkers bij vergissing niet gedaan, en toen ik het verzuim bemerkte, te laat om het te herstellen, scheen het mij regelmatiger, om ter wille van de uniformiteit op dien weg voort te gaan, daar het gemis der plaatsnamen in dit verband niet zeer hinderlijk is.
De beschrijvingen der oorkonden zijn allen in den regest vorm gesteld, met uitzondering van die der onder 2 en 3 genoemde akten, die zeiven ook niet in oorkondenvorm gesteld zijn.
Ik wil ten slotte met nadruk verklaren, dat de medegedeelde regels, naar ik vertrouw, over het algemeen consciëntieus gevolgd zijn; maar ik wil tevens rondborstig erkennen, dat ik er zelf nu en dan in enkele gevallen wel eens van ben afgeweken in het belang der zaak. Zoo vond ik in het oudste cartularium de bekende aanteekening over natuurverschijnselen onder bisschop Radbod, in een der leenregisters eene historisch niet onbelangrijke mededeeling over een oproer in de stad ten tijde van bisschop David; ik heb gemeend deze beide aanteekeningen en enkele andere, in strijd met de gestelde regels, te moeten opnemen.
S. Muller Fz.
S. Muller Fz.