Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Bisschoppen van Utrecht

218-1 Bisschoppen van Utrecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van het archief en de bewerking
Verantwoording van de nabewerking
Bijlagen
1. Concordantie op Catalogus van het archief der bisschoppen van Utrecht door S. Muller Fz. (Utrecht 1906)
Erfgoedstuk
2. Regesten
Voorwoord
218-1 Bisschoppen van Utrecht
Bijlagen
2. Regesten
Voorwoord
Deze regesten zijn aanvankelijk door mijzelven vervaardigd; de verdere zjjjn gesteld door de ambtenaren van mijn bureau volgens de door mij vastgestelde regelen en daarna door mij herzien, geordend en geüniformiseerd. Vooraf ga ik hier rekenschap geven van de gebruikte handschriften en van de categorieën van stukkeD, die aan elk daarvan ontleend zijn.
Geëxcerpeerd zijn de volgende handschriften van het Bisschoppelijk archief:
1. De origineele oorkonden, in het bisschoppelijke archief aanwezig. 736 stuks.
2. N°. 43, 45.-Het Liber donationum van den Dom, thans berustende in het archief der Oud R.-C. Clerezij, is (na het zoogenaamde cartularium van bisschop Radbod, dat voor ons, behalve hier, ook in een Egmondsch cartularium-thans in het Britsch museum-bewaard is,) het oudste cartularium van het sticht Utrecht. Het bevat: le een iets jonger afschrift van het cartularium van Radbod (722-953), waarbij zich onmiddellijk aansluit een vervolg, inhoudende de keizerlijke giftbrieven voor het bisdom van 936-1145; daarmede sluit het eerste cartularium af. Daarachter vindt men echter een tweede cartularium uit ongeveer denzelfden tijd, dat in hoofdzaak dezelfde oorkonden in anderen, dikwijls beteren tekst mededeelt, benevens eenige andere oorkonden, die grootendeels jonger zijn en over 1025-1026 loopen. Door my zijn deze drie cartularia als het Oudste cartularium van het Sticht uitgegeven. Gemakshalve zijn in deze regestenlijst vermeld alle charters, door mij in deze uitgave opgenomen, hoewel de handschriften, waarin deze belangrijke oorkonden ons overgeleverd zijn, niet allen tot het bisschoppelijk archief behooren. De inleiding mijner uitgave geeft over de geschiedenis dezer codices al het noodige.
3. N°. 1-6.-Diversoria der bisschoppen. 6 deelen, loopende van 1333-1527. Aanwezig zijn de diversoria van: Jan van Diest. 1333 (fragment). 1 stuk.
Frederik van Blankenheim. 1393-1417. 1 deel. Met fragmenten van zijn tweede diversorium over 1407-1419 (bij het eerste deel ingebonden).
Rudolf van Diepholt. 1427-1438, 1441-14S5. 2 deelen.
David van Bourgondië. 1457-1496. 1 deel.
Philips van Bourgondië. 1517-1523. 1 deel.
Hendrik van Beieren. 1524-1527. (Bij het vorige deel gebonden.)
Het fragment van het register van bisschop Jan van Diest (op perkament) staat geheel op zichzelf. De serie schijnt begonnen te zijn met het register van Frederik van Blankenheim, waarvan het begin den indruk maakt te bestaan uit later bijeengebonden stukken. De registers, die zonder bepaald systeem samengebracht schijnen te zijn, betreffen de beide deelen van het Sticht: „Utrecht ende Overysele", of „dyocesis universa", zooals op de banden genoteerd staat. Het ontbrekende diversorium van Frederik van Baden is in het archief der Hollandsche rekenkamer geweest, doch daaruit verdwenen, evenals het eveneens vermelde derde diversorium van Frederik van Blankenheim.
De oudste registers zijn afkomstig uit de collectie Booth en daar blijkbaar zeer verminkt; het fragment van het register van Jan van Diest is gevonden in het archief van het Burgerweeshuis te Utrecht.
4. N°. 53.- Dit register, dat geheel met dezelfde hand uit de eerste helft der vijftiende eeuw geschreven is, bevat in hoofdzaak afschriften van akten betreffende de privilegiën, door de keizers Karei IV en Wencëslaus aan het Sticht verleend, en over de bevestiging daarvan door de pausen; enkele oude oorkonden, die er bij gevoegd zijn, vallen eenigszins buiten dit kader, maar hebben toch meestal betrekking op de. verhouding tusschen keizer en paus.
5. N°. 46/47.-De beide zoogenaamde Temporaliteits-registers. Deze twee groote perkamenten registers dagteekenen uit het midden der zestiende eeuw en zijn blijkbaar op last van het Oostenrijksche bestuur vervaardigd naar de origineele bisschoppelijke oorkonden, die destijds in het grafelijke slot te Gouda bewaard werden; immers de onder aan de afschriften van verschillende oorkonden geplaatste Romeinsche cijfers komen ook herhaaldelijk voor in dorso van de origineele, thans weder hier bewaarde oorkonden. Niet onwaarschijnlijk zijn de registers samengesteld als vervolg van en in verband met den inventaris, door Corn. Suys in 1552 van het Goüdsche charterdepot der Hollandsche grafelijkheid vervaardigd.
De beide registers worden vermeld in den inventaris van het (toen te Utrecht berustende) archief der Hollandsche registerkamer van Corn. Oem (dd. 1580) op fol. CXVvs. en CXVI. Aartshertog Matthias besliste 31 Maart 1580, dat de twee registers volgens art. 25 van de satisfactie van Utrecht te Utrecht zouden blijven, en aldus is ook geschied.
6. N°. 206.-Het „Registrum Guidonis" is wellicht eerst door Dr. C. Booth (die het bezat en in zijn register B. 101 onder dezen naam aanhaalt) samengevoegd; hij was het althans, die de bladzijden pagineerde.
De drie quaterns p. 33- 72 (waarvan de eerste twee quaterns - p. 33-48 en 49-56-doorloopen en dus. stellig samenbehooren) zijn de oudsten van het register, loopende over 1307-1311. zy behooren echter niet bjj de rest van het register: immers zij bevatten meestal administratieve lijsten en aanteekeningen, geene arbitrale uitspraken van den bisschop. Reeds in 1315 heeft men er echter ook arbitrale uitspraken in bijgeschreven; mogelijk is het dus, dat men de quaterns toen reeds bij het register gevoegd heeft; mogehjk blijft echter ook, dat men ze juist wegens deze verdwaalde arbitrale uitspraken later tij het register gevoegd heeit.
De drie andere quaterns-p. 1-32 (7-26), 73-112(87-102) en 113-165 (129-148)-vormen de kern van het register. Zij bevatten in hoofdzaak arbitrale uitspraken van den bisschop, niet altijd in streng chronologische orde ; daartusschen zijn herhaaldelijk andere stukken (ook van andere jaren) geschreven, die het verband storen.
Zoo zijn de bladzijden 73-76 en 112*-112**** later tusschengevoegd en ingeplakt; zij dagteekenen, naar het schijnt, van 1317.-De bladzijden 1-6, 27-32, die aanteekeningen over klachten en lijsten van vredeloozen (zonder jaar) bevatten, schijnen eene soort van gerechtsrol te vormen.
Het eigenlijke register van arbitrale uitspraken loopt dus over 1308-1310 (p. 7-26), 1311/12 (p. 87-102) en 1313/14 (p. 129- 148). Ook gedeelten van de vroegere en latere registers, misschien zelfs de volledige registers, zijn echter in het register te vinden. De bladzijden 77-86 met de correspondeerende bladzijden 103- 112 bevatten het register over de jaren 1307-1308, dus het oudste deel, de bladzijden 113-128 en de correspondeerende bladzijden 149-164 (p. 165 dd. 1311 is later ingeplakt) vormen daarentegen het register over het jaar 1315, dus het jongste deel.
Men vindt derhalve in den band:
1°. het register van de arbitrale uitspraken van bisschop Guy van Avesnes over de volgende jaren:
a. 1307-1308 (p. 77-86 en de correspondeerende bladzijden 103-112),
b. 1308-1310 (p. 7-26),
c. 1311-1312 (p. 87-102),
d. 1313-1314 (p. 129-148),
e. 1315 (p. 113-128 en de correspondeerende bladzijden 149-164),
2°. eene soort van gerechtsrol (lijsten van klachten en vredeloozen) zonder jaar (blz. 1-6 en de correspondeerende bladzijden 27-32),
3°. een register met administratieve lijsten en aanteekeningen van den bisschop over de jaren 1307-1311 (p. 33-72), waarvan de laatste helft (p. 57-72) wellicht niet bij de eerste (p. 33-56) behoort,
4°. verschillende later (misschien eerst door Boöth) ingevoegde en ingeplakte stukken, zooals p. 62*, 73-76 en 112*-****, 165en misschien andere.
7. N°. 207.-Verzameling losse blaadjes perkament, waarop arbitrale uitspraken (van bisschop Guy van Avesnes en van bisschop Frederik van Sierck) over de jaren 1309- na 1317, lijsten van borgen voor veroordeelden en van vredelooze personen, memoriën van grieven van de bisschoppen Guy van Avesnes en Jan van Diest, klachten aan den bisschop, lijsten van aan den bisschop opgedragen landen en van de door Willem van Boecstel verleende landen dd. 1324, en minuten en kopieën van charters uit de jaren 1284-1336.
Deze verzameling, die blijkbaar door Dr. C. Booth bijeengebracht is, is een allegaartje, dat niet bijeenbehoort. De arbitrale uitspraken en de lijsten van borgen voor veroordeelden en van vredeloozen schijnen te behooren bij het register van arbitrale uitspraken van bisschop Guy; misschien kunnen ook de memoriën van grieven en de klachten daarbij behooren (hoewel ze gedeeltelijk jonger zijn). De twee lijsten van leenen van den bisschop en van den heer van Dalen kunnen ook behooren bij het administratieve register uit den tijd van bisschop Guy, dat bij het register van arbitrale uitspraken gebonden is.
Maar de minuten en kopieën van charters zijn van anderen aard; zij behooren blijkbaar bij de stukken uit den tijd van bisschop Jan van Diest, die (gedeeltelijk afkomstig uit de collectie Booth) thans in het bisschoppelijke archief bewaard worden en grootendeels tezamen door mij uitgegeven zijn.
8. N°. 197-204.-Judiciaal-registers van de bisschoppen. 8 deelen, loopende van 1380-1521. De registers zijn verdeeld over Overijssel en Utrecht. Aanwezig zijn:
Floris van Wevelichoven. Oversticht 1380-1391. 1 deel. Frederik .van Blankenheim. Sticht en Oversticht. 1393-1423. 2 deelen.
Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1425-1453. 2 deelen.
David van Bourgondië. 1457-1496. li/2 deel.
Frederik van Baden. Oversticht. 1496-1513. 1/2 deel (gebonden bij het vorige nummer).
Philips van Bourgondië. Oversticht. 1517-1521.1 deel (gebonden achter het vorige nummer).
De judiciaal-registers bevatten in hoofdzaak eene soort van gerechtsrol, aanteekeningen over terechtzittingen en overde termijnen van dagvaarding. De bovendien voorkomende vonnissen, uitspraken, dadingen, oordeelen en dingtalen zijn, al zijn zij niet in den gewonen oorkon den vorm vervat, opgenomen; eveneens enkele hier voorkomende bepalingen over het zitting nemen ter klaring, benevens eene ordonnantie, houdende vaststelling van de rechten en verplichtingen der hoorigen.
9. N°. 370.-Dit register, door mij het Schuldregister van den klerk Hubert van Budel betiteld, is eigenlijk het Liber officiatorum van bisschop Jan van Diest, loopende over 1326-1330. Het is een klein registertje op papier, zonder eenige officieele pretensie. Het is grootendeels blijkbaar geschreven door 's bisschops klerk Hubert van Budel; maar ook andere handen komen er voor.
Het register bestaat uit twee helften, waarvan de eene van voren naar achteren en de andere van achteren naar voren loopt; eene systematische reden voor deze. scheiding is echter niet aan te geven. Het register is door mij uitgegeven in de: Registers en f /rekeningen van bisschop Jan van Diest; de inleiding dier uitgaaf' geeft alle noodige inlichtingen over dit register.
10. N°. 371-HJ75.-Libri officiatorum et recessuum van de bisschoppen. 6 deelen, loopende van 1404-1524. Deze registers zijn aanwezig van de bisschoppen:
Frederik van Blankenheim. 1404-1423. 1 deel.
Rudolf van Diepholt. 1424-1455. 2 deelen. Deze twee officiatoria zijn deelen van één register: zij sluiten chronologisch bij elkaar aan. Hoewel de afscheiding niet ten allen tijde is doorgevoerd, en derhalve wel eens eene latere akte in I, eene vroegere in II voorkomt, zoo kan toch als scheiding het jaar 1443 worden aangenomen; de door de deelen bestreken tijdperken zijn dus: I. 1424- 1442, II. 1443-1455.
David van Bourgondië. 1456-1496. 1 deel.
Frederik van Baden. 1496-1514. 1 deel.
Philips van Bourgondië. 1417-1524. 1 deel. Deze registers loopen over de beide deelen van het Sticht.
De akten, waarvoor deze registers zijn aangelegd en die dus in zeer groot aantal voorkomen (commissiën en recessen van ambtenaren en de reversbrieven met geïnsereerde commissiën) zijn niet in deze regestenlijst opgenomen. Daarentegen zijn de commissiën van personen, die tot den bisschop niet in ambtelijke betrekking stonden en dus niet rekenplichtig waren (b.v. artsen, landmeters, kosters enz.), opgenomen.
De overige in de officiatoria voorkomende akten zijn steeds opgenomen, met name ook de schuldbekentenissen, al zijn die soms uitvloeisels van eene ambtelijke afrekening, en akten van verpanding, al behelzen die tegelijk eene commissie.
Met oorkonden gelijkgesteld (en derhalve opgenomen) zijn de vergunningen en overeenkomsten (b.v. tot het slaan van munten en over het bedienen van ambten), al zijn die niet in den gewonenv oorkonden vorm gesteld.
In het eerste officiaal van bisschop Rudolf komt een groot aantal aanteekeningen voor over schulderkenning, kwijting, borgstelling enz., allen uit den eersten tijd van den kerkvorst, toen hij steeds in finantieele moeielijkheden zat; deze aanteekeningen zijn niet opgenomen.
11. N°. 110, 271-286.-Leenregisters van de bisschoppen. 17 deelen, loopende van 1382-1528. Deze registers loopen, telkens in twee deelen, over Sticht en Oversticht. De serie is blijkbaar volledig; want wij bezitten nog eene eenvoudige lijst der Stichtsche leengoederen (N°. 270), waarin de mutaties tot 1393 zijn bijgeschreven, die zich geheel aansluit bij de serie, die met 1394 een aanvang neemt. Sedert bisschop David sluit zich bij de twee registers nog aan een derde register, dat de intusschen verkregen Gaasbeeksche leenen der bisschoppen bevat. Aanwezig zijn dus:
Frederik van Blankenheim. Nedersticht en Oversticht. 1393- 1423. 2 deelen.
Rudolf van Diepholt. Nedersticht en Oversticht. 1433-1455. 2 deelen.
David van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1456-1496. 3 deelen.
Frederik van Baden. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1496- 1517. 3 deelen.
Philips van Bourgondië. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1517-1524. 3 deelen.
Hendrik van Beieren. Nedersticht, Gaasbeek en Oversticht. 1524-1528. 3 deelen.
De registers bevatten voornamelijk korte aanteekeningen omtrent de gedane beleeningen; alleen de in extenso opgenomen akten worden in deze regesten vermeld.
12. N°. 258.-Dit register bevat eene geheel met dezelfde hand geschreven verzameling van akten van voordracht voor verschillende beneficiën en ambten, door bisschop Philips van Bourgondië krachtens zijn recht op de primarie preces in 1517-1521 uitgevaardigd. Het betreft nagenoeg uitsluitend geestelijke beneficiën, waaronder echter ook een enkel ambt voorkomt.
13. N°. 475, 476.-Het eerste register (N°. 475) bevat uitsluitend stukken betreffende den oorlog, door bisschop Frederik van Blankenheim in 1418-1423 gevoerd tegen hertog Jan van Beieren, bij wien zich hertog Reinout van Gelre gevoegd had. Het bevat mededeelingen omtrent de personen, die aan den oorlog (voor of tegen den bisschop) hebben deelgenomen, en over de met hen gemaakte overeenkomsten,-verder afspraken over de wijze van oorlogvoeren en het aanwerven van manschappen,-en onderhandelingen over bestand of vrede. Het register is door verschillende handen geschreven, en afkomstig uit de collectie Booth.
Het tweede register (N°. 476) bevat eveneens uitsluitend stukken over dezen oorlog. Het bevat weder ontzegbrieven en lijsten van de personen, die aan den bisschop of zijne tegenpartij veete aangezegd hebben,-en verder ook weder vele stukken, betreffende de onderhandelingen over bestand en vrede en de daartoe gehouden samenkomsten. Het is echter onzeker, of dit register bij het eerste behoort; het is met verschillende handen geschreven, waaronder ook (doch zelden) voorkomt de hand, die het grootste deel van het vorige register geschreven heeft. Het register is in een 17e eeuwschen omslag gebonden en afkomstig uit de collectie Booth.
14. N°. 482.-Dit register bevat uitsluitend akten betreffende den oorlog, door den postulaat Rudolf van Diepholt in 1426-1430 gevoerd tegen bisschop Philips van Bourgondië, bij wien zich hertog Arnold van Gelre gevoegd had. Het bevat ontzegbrieven van verschillende personen, lijsten van gevangenen, brieven betreffende de onderhandelingen van den postulaat met zijne tegenstanders over bestand of vrede. Over het geheel is dit register van gelijken aard als de gelijksoortige registers N°. 475/476. Het is door verschillende handen geschreven, waaronder ook eene enkele maal voorkomt de hand, die N°. 475 grootendeels schreef en ook in N°. 476 nu en dan voorkomt.
15. N°. 224.-Dit is een register met doorloopenden tekst, waarin bisschop Rudolf, in 1441 als scheidsrechter aangewezen tusschen Kampen en Utrecht in een geschil over vergoeding van de schade, door Kampen geleden wegens het zenden van hulp aan Utrecht in den oorlog van 1428, door een notaris een doorloonend verhaal van het te dezer zake voorgevallene heeft doen opstellen. Verschillende akten, grootendeels van het jaar 1441, zijn daarbij opgenomen.
16. N°. 183.-Dit register bevat stukken betreffende de regeering van bisschop David én zijne moeielijkheden met het Sticht; de stukken zijn evenwel niet onder één gezichtspunt te brengen. Eerst komen bescheiden voor over het vonnis van den Domproost Gijsbert van Brederode, die zich tegen den bisschop verzet had (1473-1475),-dan vele stukken over het verzet van de kapittelen en de Staten tegen den bisschop, na den dood van Karei den Stoute in 1477, en over den oorlog, in 1481-1483 met hulp van aartshertog Maximiliaan gevoerd, om dit verzet te breken,-verder bescheiden over het verzet van den heer van Wisch c. s. tegen den bisschop in het Oversticht in 1490,-en over een twist van den bisschop met den heer van Ysselstein in 1493. Aan het slot komen enkele stukken voor van verschillenden aard uit de veertiende en vijftiende eeuwen. Het register, door verschillende handen geschreven, is zonder twijfel afkomstig uit de collectie Booth.
17. N°. 502.-Dit register bevat afschriften van stukken, betrekking hebbende op eene overeenkomst, door bisschop Frederik van Baden en de Staten van het Oversticht in Maart 1506 op eene vergadering te Hattem met hertog George van Saksen gesloten over het bezit der stad Groningen. De stukken hebben, behalve op het voorgevallene ter zake der door den hertog tegenover de stad aangenomene houding, soms ook betrekking op de rechten van den bisschop op de stad. Her registertje, door verschillende handen geschreven, is afkomstig uit het archief van het Domkapittel.
18. N°. 10, 9.-Deze formulierboeken zijn blijkbaar samengesteld in de kanselarij van bisschop Frederik van Blankenheim (1393-1423) en bevatten dan ook bijna uitsluitend akten, die van hem zijn uitgegaan. Zij behooren blijkbaar bij elkander en bevatten uitsluitend akten betreffende het kerkelijke bestuur. Het eerste register (N°. 10) bevat geene ongeordende en willekeurig samengebrachte massa akten, maar is dadelijk bij de samenstelling systematisch geordend, zoodat de verschillende formulieren voor dezelfde rechtshandeling bijeengebracht zijn; later zijn er echter andere quaterns, gedeeltelijk van eene andere hand, ingevoegd. Er zijn wel enkele aanwijzingen, die op de herkomst van de verzameling schijnen te wijzen; maar ze zijn toch te onzeker om ze te vermelden.
Het tweede formulierboek (N°. 9) is grootendeels van dezelfde hand. Het bevat wel, evenals het eerste deel, uitsluitend stukken betreffende de kerkelijke rechtspraak; maar de stukken zijn hier niet, zooals in N°. 10, systematisch geordend. Ook behooren de opgenomen stukken, waarvan sommige elkaar opvolgende ongeveer van denzelfden tijd dagteekenen, gewoonlijk tot de latere regeeringsjaren van bisschop Frederik, hetgeen in het andere register, zoover is na te gaan, het geval niet is. Naar het schijnt, bevat het register dus eene nalezing op N°. 10, bevattende verschillende als formulieren opgenomen belangrijke akten, die denkelijk uit verschillende, thans verloren bisschoppelijke registers zijn overgenomen, waarschijnlijk in de orde, waarin ze daarin voorkwamen. In vele gevallen zijn in dit deel de dagteekeningen der stukken mede overgenomen, hetgeen mede schijnt te wijzen op de minder systematische inrichting van dit formulierboek.
19. N°. 11.-Dit register, dat formulieren van akten bevat uit de jaren 1475' vlg., met bijvoegselen tot 1496 ('sbisschops sterfjaar) is blijkbaar voor de kanselarij van bisschop David vervaardigd. Het is grootendeels geschreven met eenzelfde hand en bevat allerlei, meestal op het geestelijke bestuur betrekking hebbende formulieren, waaronder zich verschillende voordrachten bevinden.
De bij het volgende nummer als mogelijken samensteller vermelde kapellaan Andries Daneelsz. (1489) wordt ook in eene akte op fol. 42 van dit register vermeld als „heer Andries, cappellaen mijns genadiges heeren van Utrecht". Maar dit stuk (dd. 20Nov. 1483) is met latere hand bijgeschreven, terwijl in vroegere gedeelten van het register (fol. 7vs, fol. llvs.) twee, met de oude hand geschreven akten, voorkomen (ongedateerd en dd. 20 April 1482), waarin Anthonis van der Eeckhout en Jan Ernstz. van Meerten als 's bisschops kapellaans genoemd worden. Men zou derhalve kunnen concludeeren, dat dit register aan N°. 12 is voorafgegaan.
20. N°. 12.-Dit registertje is blijkbaar dadelijk als formulierboek aangelegd, zooals blijkt uit de omstandigheid, dat het systematisch gerangschikt is en de bijeenbehoorende of verwante formulieren bij elkander geplaatst zijn. Het is vervaardigd voor bisschop David, zooals blijkt uit de adressen, die aan het begin genoteerd zijn (nam uit den leeftijd der vermelde personen en ook uit den verwantschapsgraad van velen met bisschop David); daarmede komt overeen, dat de groote meerderheid der stukken, waarvan de uitvaardiger genoemd wordt, van bisschop David is. Er zijn echter enkele van bisschop Rudolf, hetgeen op zichzelf in een formulierboek van zijn opvolger niet vreemd is: misschien is echter soms (zooals op fol. 127 vlg.) ook gebruik gemaakt van fragmenten van een formulierboekje uit de kanselarij van bisschop Rudolf. Er is echter ééne akte, gericht aan Jacobus Firmini (fol. 47), dien ik houd voor den zoon van Firminus, den kruidenier van bisschop Jan van Diest, zoodat dit stuk, als deze gissing juist is, niet onbelangrijk ouder zou moeten zijn dan bisschop David's tijd. Onmogelijk is het niet, dat het formulierboek samengesteld is door zekeren Andreas Daneelsz., die zich in eene akte van 1489 (fol. 57) betitelt als „capellanus et continuus commensalis" van bisschop David; immers van dezen persoon zijn tal van akten in het register afkomstig, en het is geenszins onwaarschijnlijk, dat 's bisschops kapellaan met het redigeeren van velen zijner akten belast zal zijn en dus dikwijls een formulierboek noodig gehad hebben zal. Het formulierboek is denkelijk ook na bisschop David's dood in de bisschoppelijke kanselarij gebruikt; althans er komen nog vrij vele akten van bisschop Frederik in voor.
NB. De vier formulierboeken der bisschoppelijke kanselarij zijn ontleed, tegen het voorschrift onzer Handleiding. Bij nadere kennismaking met deze registers bleek het mij toch, dat zij bijna uitsluitend afschriften bevatten van oude akten, die werkelijk bestaan hadden en die ik (hoewel ze helaas meestal geen datum meer vertoonen) te liever in deze verzameling vermeldde, omdat zij bijna altijd behoorden tot categorieën van stukken, die in de bewaarde bisschoppelijke registers juist niet opgenomen zijn.-De beide formulierboeken N°. 248 en N°. 250 zijn daarentegen niet ontleed, omdat ze bij nadere studie partikuliere formulierboeken bleken te zijn, die ten onrechte in den inventaris waren opgenomen. Voor deze registers geldt dus niet het boven medegedeelde motief, dat voor hunne ontleding ten behoeve van dit werk pleitte.
Uit de opgesomde registers zijn opgenomen de volgende categorieën van stukken:
1. De oorkonden, die in extenso afgeschreven zijn.
2. De stukken, die eene rechtshandeling op schrift brengen, doch in een anderen vorm dan de oorkonden (b.v. in den vorm van een brief of een dingtaal) zijn opgesteld.
3. Stukken van verschillenden aard, die tusschen de oorkonden in de hier behandelde registers- opgenomen zijn, met uitzondering van lijsten van borgen, presenten op de klaringen, vredeloozen en beboeten, die zeer weinig belangrijk zijn.
Ik leg er nadruk op, dat derhalve in résumé medegedeelde stukken en aanteekeningen over rechtshandelingen niet opgenomen zijn. Voor de bewerking der doorloopende registers der bisschoppelijke kanselarij (judicialia en officiatoria) zijn eenige bijzondere regels vastgesteld, die onder de nummers 8 en 10 zijn medegedeeld.
Aanteekeningen by eene in extenso afgeschreven akte, die eene nieuwe uitvaardiging dezer akte (hetzij op een lateren datum, hetzij aan een ander adres) vermelden, zijn vermeld in eene noot bij het regest der oorspronkelijke akte.
Ik maak melding van eene onwillekeurige afwijking van in onze Handleiding gestelde regels voor regestenhjsten. De plaats van uitvaardiging der oorkonde is in deze regesten niet opgenomen. Dit is aanvankelijk door een der bewerkers bij vergissing niet gedaan, en toen ik het verzuim bemerkte, te laat om het te herstellen, scheen het mij regelmatiger, om ter wille van de uniformiteit op dien weg voort te gaan, daar het gemis der plaatsnamen in dit verband niet zeer hinderlijk is.
Op een ander punt is opzettelijk van de Handleiding afgeweken; bij de regesten van akten, welker data niet zijn overgeleverd en slechts bij benadering konden worden vastgesteld, zijn opgegeven het eerste en het laatste jaar van het tijdvak, waarin de akte moet zijn uitgevaardigd; de regesten zijn dan in deze lijst geplaatst op het eerste jaar. De Handleiding wenscht in zoodanig geval het middenjaar van bedoeld tijdvak gebruikt te zien. Hoewel het thans gevolgde systeem het nadeel levert, dat de akten nu grootendeels te vroeg geplaatst zijn, scheen mij daarentegen belangrijker het verkregen voordeel, dat eene zoo volledig en nauwkeurig mogelijke bepaling van de tijdgrenzen, waarbinnen de akte ontstaan moet zijn, wordt medegedeeld.
De beschrijvingen der oorkonden zijn allen in den regest vorm gesteld, met uitzondering van die der onder 2 en 3 genoemde akten, die zeiven ook niet in oorkondenvorm gesteld zijn.
Ik wil ten slotte met nadruk verklaren, dat de medegedeelde regels, naar ik vertrouw, over het algemeen consciëntieus gevolgd zijn; maar ik wil tevens rondborstig erkennen, dat ik er zelf nu en dan in enkele gevallen wel eens van ben afgeweken in het belang der zaak. Zoo vond ik in het oudste cartularium de bekende aanteekening over natuurverschijnselen onder bisschop Radbod, in een der leenregisters eene historisch niet onbelangrijke mededeeling over een oproer in de stad ten tijde van bisschop David; ik heb gemeend deze beide aanteekeningen en enkele andere, in strijd met de gestelde regels, te moeten opnemen.
Dit zijn bewuste afwijkingen; maar ik vrees, dat er ook wel onbewuste zijn, die ik betreur. Ik zeide boven, dat dit werk door vier handen vervaardigd is, en dat ik deze duizenden regesten daarna heb herzien en geüniformiseerd. Dit werk is met zorg verricht; als ik in onzekerheid verkeerde, heb ik telkens den tekst zelf geraadpleegd of doen raadplegen; ik hoop, dat het werk voldoende zal zjjn. Maar ik zie in (en iedereen zal inzien), dat in vele gevallen, denkelijk wel ongelijkmatigheden en fouten in de bewerking aan mijne aandacht ontsnapt zullen zijn; dat is onvermijdelijk: het werk van verschillende personen zal altijd, trots alle zorg, in bijzonderheden verschillend blijven. Alleen als ik alles geverifieerd had, zou dit voorkomen kunnen zijn; maar dan zou het eenvoudiger en minder tijdroovend geweest zijn, alles op nieuw over te doen. Worden dergelijke fouten dus aangetroffen, dan zal mij dit natuurlijk leed doen; maar het zal mij geene aanleiding geven, om mijne handelwijze te betreuren. Wanneer een werk van dezen omvang zóó gedaan was, dat ik zelf (en misschien ook het publiek) daarover in alle opzichten tevreden was, dan had ik het zelf geheel moeten verrichten, en dan zou ik het einde daarvan stellig niet beleefd hebben, zooals ik begeerde.
S. Muller Fz.
Utrecht, 1917
S. Muller Fz.
De in de periode 1917-1919 door S. Muller Fz. uitgegeven Regesten van het archief der Bisschoppen van Utrecht (722-1528) zijn in 2019 in onderhavige inventaris opgenomen als bijlage. In de oorspronkelijke publicaties wordt verwezen naar inmiddels omgenummerde inv.nrs. in de Inventaris van het archief van de bisschoppen van Utrecht (723) 1025-1080 (Utrecht 2017). De omnummering is ook in de regestenlijst doorgevoerd.
Utrecht, 2019
Regestenlijst
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1025-1580
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de Bisschoppen van Utrecht (723) 1025-1580
Auteur:
C. Dekker† en S.L.J. Maarschalkerweerd-Dechamps
Datering toegang:
2007
Datering bewerking:
2017
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
973 charters; 7,78 m zuurvrije dozen
Rubrieken: