Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Familie Martens van Sevenhoven

1002 Familie Martens van Sevenhoven

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de familie
1002 Familie Martens van Sevenhoven
Inleiding
Geschiedenis van de familie
De familie Martens is afkomstig uit Rijsbergen in de baronie van Breda, vanwaar een Gielis Mertens Peterszoon (ca. 1470-vóór 1555) in 1500 naar Antwerpen trok. Hij wist daar op te klimmen tot deken van het vleeshouwersgilde. De familie was tot welstand gekomen en behoorde tot de aanzienlijke burgerij. Enkele leden van de familie sloten zich aan bij de hervorming, onder wie Hans Martens (1555-1613) en zijn halfbroer Jacques (1547/ 1548-1637), kleinzoons van Gielis. Rond 1580 namen zij de wijk naar het noorden en vestigden zij zich in Amsterdam. De geografische en religieuze breuk tussen de Vlaamse en de Noord- Nederlandse familieleden zou nooit meer worden hersteld. Contacten waren er niet, behalve over nalatenschappen. De hierover gevoerde onderhandelingen waren overigens pas goed mogelijk na de Vrede van Münster in 1648.
Hans Martens verwierf in 1581 het poorterschap van Amsterdam en wist zijn oude stiel, de handel in kruidenierswaren, met succes voort te zetten. Hij had een winkel voor de verkoop 'en detail' (het huis De Kat op de Dam), maar handelde daarnaast ook 'en gros' op onder andere Duitsland en Frankrijk. Bij zijn dood in 1613 kon hij zijn twaalf kinderen een bedrag van fl. 250.000 nalaten. Een van hen was Carel (1602-1649), die na een studie rechten in Leiden met een Leidse hoogleraarsdochter trouwde en die zich in 1628 met steun van zijn invloedrijke zwager Anthony van Hilten, jarenlang griffier van de Staten van Utrecht, in Utrecht vestigde. Daar werd hij de grondlegger van een 'dynastie' die 300 jaar lang belangrijke functies in de stad vervulde.
Carel Martens wist enkele lucratieve ambten te verwerven (ontvanger van de gebeneficieerde goederen van de provincie Utrecht en rentmeester van de goederen van het voormalige convent Marienborch te Soest) en een zeker aanzien te bereiken, maar een plaats in het stadsbestuur was voor hem nog niet weggelegd, misschien ook omdat hij niet ouder werd dan 47 jaar. Zijn godsdienstige opvattingen stonden een politieke carrière overigens niet in de weg. Integendeel, zoals zovele gevluchte Zuid- Nederlanders was de familie Martens goed orthodox-calvinistisch en deze houding sloot aan bij de heersende geest in de vroedschap gedurende de periode 1618 tot ca. 1650. In tegenstelling tot enkele van zijn broers en zwagers waagde hij zich niet aan koopmansactiviteiten. Hij liet zich registreren als advocaat bij het Hof van Utrecht, een voorbeeld dat door vrijwel alle van zijn mannelijke nakomelingen werd gevolgd.
Zoon Jacob Martens (1636-1693) trouwde met de rijke Amsterdamse regentendochter Aletta Pater en mede door deze verbintenis wist hij als eerste van de familie tot de vroedschap en de schepenbank door te dringen. De familie was trouw aanhanger van de prins en in 1672 vluchtten Jacob en zijn vrouw bij de nadering van de Franse troepen naar Amsterdam. Pas nadat de Fransen in 1673 waren vertrokken, keerden zij terug naar Utrecht. * 
In 1662 kocht Aletta samen met haar zuster Hillegonda en haar zwager Johan van Nellesteyn een groot perceel van burgemeester Booth aan de noordzijde van het Janskerkhof. Ze lieten er twee huizen bouwen, waarvan dat van Aletta en Jacob Martens 300 jaar in familiebezit bleef en als een soort stamslot fungeerde, met name voor de vele ongetrouwde broers en zusters uit verschillende generaties die er gezamenlijk bleven wonen. Ook het buitenleven trok. In De Bilt liet het echtpaar de buitenplaats Beerschoten aanleggen. Deze is tot 1759 in de familie gebleven. Jacobs broers Carel (1638-1703) en David (1643-1723) bezaten het buitenplaatsje Bloeyendaal. Ook een ander huis is lang in de familie is gebleven. David Johan Martens (1751-1811) vestigde zich in 1799 aan de Kromme Nieuwegracht tegenover de Jeruzalemsteeg (later nr. F 371/nr. 31) . Dit huis is van 1799 tot 1919 in de familie gebleven, maar vanaf 1862 verhuurd.
Na Jacob vervulden 200 jaar lang leden van het geslacht functies als stadsbestuurder en lid van het gerecht: Jacob (1671-1729), Jacob Carel (1711-1758), Jacob Anthony (1749-1802), David Johan (1751- 1811), Carel Constantijn (1752-1820) en Jan Louis Anne (1823-1909) . Van hen wisten de twee eerstgenoemden het tot burgemeester te brengen. De leden van de vroedschap hadden ook zitting in de Utrechtse Staten en de burgemeesters vervulden daarin tevens de rol van gecommitteerde ter Staten- Generaal.
Oranjegezind als zij was, verloor de familie Martens na de Bataafse revolutie van 1795 haar plaatsen op het pluche. De bekwame David Johan Martens, die vóór 1795 lid van de vroedschap was geweest, keerde echter in 1803 terug als lid van het gemeentebestuur en wist enkele jaren later als thesaurier (1808) de ontredderde stedelijke financiën weer op orde te brengen. * 
De 19de eeuw bracht het hoogtepunt in de familiegeschiedenis: in 1829 verhief koning Willem I Jacob Constantijn Martens (1793-1861) in de adelstand. Omdat hij kinderloos was, viel deze eer tevens de kinderen van zijn overleden broer Jan Hendrik Martin Martens (1795-1828) te beurt: ook zij mochten het predikaat jonkheer of jonkvrouw aan hun naam toevoegen. De familie dankte de adelsverlening aan de vooraanstaande plaats die zij in het verleden had ingenomen. Jacob Constantijn gaf hier ook persoonlijk gestalte aan. Hij oefende verschillende functies uit bij de rechterlijke macht en eindigde zijn loopbaan hier als president van het Provinciaal Gerechtshof. Hij was lid en later ook voorzitter van de ridderschap van Utrecht, maakte als zodanig deel uit van de Staten en werd in 1850 gekozen tot lid van de Eerste Kamer.
Een jaar later behaagde het koning Willem III hem te benoemen tot voorzitter van dit college. Jacob Constantijn was een van de rijkste mannen van de provincie en bezat er meer dan 600 ha land. Hij was evenals zijn vader David Johan een niet onverdienstelijk amateur-schilder en was als mecenas zijn kunstbroeders terwille. Het huis aan het Janskerkhof liet hij in 1832 vergroten en verbouwen tot een waardige residentie na de aankoop van het belendende perceel aan de westzijde. Aan hem heeft de familie ook haar dubbele naam te danken. In 1831 verwierf hij de heerlijkheid Sevenhoven, waarna hij en de nakomelingen van zijn neef Jan Louis Anne (1823-1909) de naam Martens van Sevenhoven voerden.
Jan Louis Anne was de laatste van de familie die zijn hele leven in Utrecht woonde. Zijn zoon Jan Hendrik Jacob Constantijn (1850-1923) was rechter in Zutphen en diens kinderen - de laatste generatie - werden daar geboren. In 1890 erfde zijn vrouw Adèle Antoinette Collot d'Escury het huis Velhorst, dat de laatste decennia naast het huis Janskerkhof 16 de ankerplaats van de familie werd.
Met de dood van de ongehuwd gebleven Jacob Constantijn Martens van Sevenhoven (1889-1972) stierf de laatste tak van de familie uit. Zijn broer Anthony Hendrik (1880-1952), rijksarchivaris in Gelderland, had een genuanceerd oordeel over zijn voorgeslacht: de familie zou zich niet door bijzondere prestaties hebben onderscheiden. * 
Kenmerkend voor de familieleden Martens was hun gewoonte van zichzelf portretten te laten schilderen en ook portretten van aanverwante familieleden in deze portrettengalerij op te nemen. Van verschillende kunstenaars van naam, zoals Nicolaas Maes, Joachim Wttewael (grootvader van Aletta Pater) en P.C. Wonder zijn portretten bewaard gebleven. Deze traditie begon met Hans Martens en werd tot in de 19e eeuw voortgezet. Utrecht dankt hieraan de belangrijkste collectie portretten van de leden van één familie in Nederland. Deze portretten zijn door de familie in bruikleen gegeven en later geschonken aan het Centraal Museum. *  Samen met het archief en de vele eveneens geschonken meubels en kunstvoorwerpen vormen ze een unieke documentatie van 400 jaar familieleven in Utrecht.
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1585-1975
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de familie Martens van Sevenhoven en aanverwante families (1478) 1585-1975
Auteur:
A.H. Martens van Sevenhoven en A. Pietersma
Datering toegang:
2000
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Het archiefblok bevat archiefbescheiden met verschillende rechtstitels
Omvang:
11,46 m
Rubrieken:
Thema trefwoorden: