Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over ...

1007-2 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de organisatie
Geschiedenis van de archieven en verantwoording van de inventarisatie
Gedrukte bronnen en algemene literatuur
N.B. Alleen betreffende de rol van het gemeentebestuur.
Bijlagen
Inventaris
1. Stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers, (1500) 1813-1910 (1971)
1.12. Maatschappelijke zorg
1.12.11. Archief van de Stadsaalmoezenierskamer
De Stadsaalmoezenierskamer werd opgericht in 1628 en bedeelde huiszittende armen die geen aanspraak konden maken op de kerkelijke armenzorg. Ten behoeve van de bedeling was de gemeente verdeeld in zestien kwartieren of wijken. Elk van de regenten had zijn 'eigen' kwartier. De kamer was vanaf het begin gevestigd in het voormalig Brigittenklooster in de Brigittenstraat en verhuisde in 1824 naar de Breedstraat. De regenten werden benoemd door de gemeenteraad. Er werd onderscheid gemaakt tussen voortdurende, tijdelijke, winter- en buitengewone winterbedeling. De Stadsaalmoezenierskamer beheerde ook de fondsen die ooit waren gesticht voor de 'algemene armen' van Utrecht. Hieruit werden preuves (vaste toelagen voor het leven) betaald.
De kinderen van bedeelde ouders waren verplicht tot schoolgang aan een van de twee overgebleven stadsarmenscholen-oorspronkelijk waren er het vierde Buur- en de Nicolaischool, waaraan in 1817 de Begijneschool werd toegevoegd. De kamer was ook verantwoordelijk voor de geneeskundige armenzorg van de bedeelden en had daartoe eigen artsen en vroedvrouwen in dienst. Bovendien betaalde de kamer, na toestemming van B & W, opname in het ziekenhuis of in het krankzinnigengesticht. Bedeelden die niet voor zichzelf konden zorgen, werden op kosten van de Stadsaalmoezenierskamer uitbesteed bij familie of andere particulieren. Dit veranderde toen in 1894 een eigen Bestedelingenhuis, later Stadsarmenhuis in gebruik werd genomen. Sinds 1820 stuurde men ook bedeelden naar de kolonies van de Maatschappij van Weldadigheid.
In 1856 droeg de gemeenteraad ingevolge de Armenwet van 1854 het burgerlijk armbestuur, nu voorgeschreven voor iedere gemeente, op aan de Stadsaalmoezenierskamer. Het nieuwe college van regenten bestond uit negen leden, geassisteerd door een secretaris-boekhouder. Zes van hen kwamen uit de burgerij en de andere drie waren leden van de gemeenteraad, onder wie een wethouder als voorzitter.
Ten gevolge van de noden ontstaan door de Eerste Wereldoorlog kwam de armenzorg voor een enorme opgave te staan. De regenten zagen zich ge-dwon-gen het oude systeem te verlaten, waarbij iedere regent een wijk onder zich had en er eens per maand over de te verle-nen steun werd beslist. Het college van re-genten splits-te zich in twee commissies, de Com-missie van onderstand en de Commissie voor de ge-neeskundige armenverzor-ging, tevens belast met het beheer van het Stadsarmen-huis.
In 1931 werd de Stadsaal-moeze-niers-ka-mer vervangen door de Bur-ger-lijke Instel-ling voor Maatschappe-lijk Hulpbetoon, waarvan de administratie werd verzorgd door de nieuw ingestelde Gemeen-te-lij-ke Dienst voor Maat-schap-pelijk Hulpbe-toon.
Zie ook J.H. Adriani, De Stads-Aalmoezenierskamer te Utrecht 1628-1928 (Utrecht 1928).
1.12.11.2. Organisatie
1007-2 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers
Inventaris
1. Stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers, (1500) 1813-1910 (1971)
1.12. Maatschappelijke zorg
1.12.11. Archief van de Stadsaalmoezenierskamer
1.12.11.2.
Organisatie

Kenmerken

Datering:
1813-1910
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969. Deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers (1500) 1813-1910 (1971)
Auteur:
A. Pietersma
Datering toegang:
2005
Openbaarheid:
Bepaalde inv. nrs. - onder meer over de zuivering van ambtenaren na de Tweede Wereldoorlog - zijn alleen raadpleegbaar met toestemming van de gemeentearchivaris
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
1264,59 m
Thema trefwoorden: