Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Bisschop Otto II wordt gezegd aan de graaf van Gelre zijn jurisdictie en eigendom in Elst en Odiliënberg te hebben afgestaan. Toch bleef de bisschop de waardigheid van proost van Elst vergeven, tenzij pauselijke provisie plaats had. In de zestiende eeuw was resignatie (koop) bijna regel. In de zeventiende eeuw benoemde het kapittel en waren achtereenvolgens drie baronnen van Gent proosten van Elst, het laatst de bekende, in de Dom door een grafmonument vereeuwigde, admiraal. Na deze is er nog één titularis in het genot van de goederen geweest. In 1703 besloot het kapittel het inkomen daarvan aan zich te trekken en het slot van de rekening over te brengen in die van de geacquireerde vicarieën. Echter vermat de ridderschap van de Over-Betuwe zich, de proosdij te begeven. In verband met de door dit geschil veroorzaakte onkosten is op 2 november 1705 besloten het inkomen van de proosdij te stellen in de rekeningen van de Kleine Kamer (na de resolutie van 7 december), men treft het daar geregeld aan. In 1766 wordt de naam Elst weggelaten en in 1767 stelt de rekening 'domproosdijgoederen', maar met verwijzing naar de resolutie van 2 november 1705. Bijzonderheden over de proosdij kan men niet vinden in het bij de resoluties van 22 oktober 1703 ingelaste rapport. Een later rapport is op 11 oktober 1762 ingebracht. Latere proosten hadden alleen de emolumenten van de lenen. Van ouds was de secretaris van het kapittel leengriffier en werden de leenregisters in de secretarie van de Dom bewaard. In 1747 is de proosdij niet meer vergeven. De leenakten na die tijd staan op naam van de domdeken als collator van de proosdij.