Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht

59 College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie
59 College van Curatoren van de Rijksuniversiteit Utrecht
Inleiding
Organisatie
Het college bestond uit vijf curatoren, die door de kroon werden benoemd. Het werd bijgestaan door een ambtelijk secretaris. In de periode van 1815 tot 1877 dienden de leden zich te onderscheiden zowel door hunne zucht voor de letteren en wetenschappen als door hunne stand in de maatschappij. De president-curator werd sedert 1829 in zijn functie van voorzitter door de kroon benoemd. Tot 1877 was de burgemeester van Utrecht ambtshalve curator. Sedert 1876/77 diende het aantal curatoren minimaal drie en maximaal vijf te bedragen *  . Om de twee jaar diende één hunner volgens rooster af te treden, maar hij was terstond herbenoembaar.
Curatoren ontvingen geen salaris. De twee verplichte vergaderingen per jaar-bij de rectoraatsoverdracht en in oktober voor de opstelling van de begroting-werden geleidelijk opgevoerd tot maandelijkse. Deze verplichte vergaderingen werden over het algemeen iedere eerste vrijdag van de maand gehouden, en bovendien telkens als de president of twee leden dit noodzakelijk achtten. Eenvoudige en spoedeisende zaken konden door de president-curator met de secretaris tussentijds worden afgedaan, mits zij aan de rest van het college verslag uitbrachten. De presidentcurator benoemde ook de commissies uit het college, voerde de beprekingen met de minister, en nam professoren en lectoren de eed af bij hun ambtsaanvaarding. Uitermate belangrijke brieven werden door de president-curator zelf opgesteld. Sinds 1880 beschikte het college overeen huishoudelijk reglement bij ministeriële beschikking. *  .
Tot 1821 beschikten curatoren over een eigen vergaderruimte in het academiegebouw. Daarna vonden de vergaderingen plaats in de senaatskamer. Sedert 1869 vergaderde het college weer in een eigen curatorenkamer in het pand Achter den Dom 7. Dit pand was bedoeld als uitbreiding van het academiegebouw. Er werden tevens een collegekamer en vertrekken voor professoren en de beide pedellen in gevestigd. Na 1920 vergaderden curatoren in het pand Trans 10. Daarin was van 1920 tot 1947 ook het bureau van de secretaris van curatoren gevestigd, dat in 1947 overging naar het reeds genoemde pand Achter den Dom 7.
De secretaris bekleedde een ambtelijke gesalarieerde functie. Hij werd benoemd en ontslagen door de kroon. Tot omstreeks 1920 voerde hij zijn administratie hoofdzakelijk thuis. Om de vijf jaar diende hij af te treden, maar was terstond weer benoembaar. Het accent van zijn werkzaamheden *  lag op het bijeenroepen en notuleren van vergaderingen, het samen met de president opstellen, ondertekenen en verzenden van de brieven, en het bijhouden van de registers. De secretaris droeg ook zorg voor de ontwerpen van de rekening en verantwoording, van het jaarverslag, en van de begroting. Hij had het toezicht op de panden en percelen en was belast met het beheer der gelden, die jaarlijks voor materiële zaken waren toegestaan. Voor iedere afzonderlijke uitgave had hij echter een machtiging van het college nodig. In de periode 1836-1882 beheerde hij tevens de inkomsten en uitgaven van het Academiefonds.
Al deze werkzaamheden vormden de ambtelijke voorbereiding van de taken van curatoren zelf. Lopende zaken werden door president-curator en secretaris samen afgehandeld, als vormden zij het dagelijks bestuur. Ondanks zijn ambtelijke status was de secretaris de spil van het gehele beleid van het universiteitsbestuur. In de praktijk was hij de voornaamste bestuurder geworden *  .
Bevoegdheden en taak
Het archief
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
Lijst van leden van het college van curatoren
Lijst van secretarissen van het college van curatoren
Lijst van leden van het college van herstel en zuivering, 1945-1946
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1815-1954
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het College van Curatoren van de Rijksuniversiteit te Utrecht 1815-1954 (1971)
Auteur:
C.A. van Kalveen
Datering toegang:
1986
Datering bewerking:
2012
Openbaarheid:
Op inv.nrs. 2773-3382 is met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een openbaarheidsbeperking van 75 jaar van toepassing. Eerdere inzage in voornoemde inventarisnummers is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de secretaris van de Universiteit Utrecht
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
55,2 m