Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.)

640 Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.)

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De geschiedenis van het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde is uitstekend beschreven en fraai gedocumenteerd door Hans Siemes in zijn boek Anderhalve eeuw aanwakkeren. De inleiding is daarom sober gehouden met een accent op de organisatie.
Voorgeschiedenis
Commissie van Landbouw
Landbouworganisatie in het algemeen
640 Utrechts landbouwgenootschap (U.L.G.)
Inleiding
Landbouworganisatie in het algemeen
Inmiddels waren vanaf 1841 op particulier initiatief overal provinciale landbouwmaatschappijen opgericht. Hoewel de oprichters zonder uitzondering uit kringen van notabelen, wetenschappers en grootgrondbezitters kwamen, konden ook boeren lid van deze verenigingen worden. Dezen hadden echter meer belangstelling voor de ploegwedstrijden, tentoonstellingen en demonstraties die door de maatschappijen werden georganiseerd. Het waren verenigingen van heren voor boeren.
Daarnaast heeft de oprichting van het Nederlandsch Landhuishoudkundig Congres in 1846 de nodige invloed gehad op de verbetering in de landbouw. Deze vereniging organiseerde jaarlijks in Nederland een nationaal congres. Het was een forum waar de actuele problemen in de landbouw besproken werden en waar oplossingen werden aangedragen.
Vanaf het midden van de 19e eeuw werden verschillende initiatieven ontplooid om de provinciale landbouwmaatschappijen te verenigen binnen een grote landelijke organisatie, die het belang van de landbouw op nationale schaal diende te vertegenwoordigen. In 1856 werd op initiatief van de koning de Algemene Koninklijke Landbouw Vereniging als eerste landelijke landbouworganisatie opgericht. Geringe belangstelling, deels als gevolg van gewestelijk particularisme, deed veel van deze pogingen na kortere of langere tijd stranden. In 1884 werd het Nederlands Landbouw Comité (NLC) opgericht. Het beoogde, als federatief orgaan, een vorm van samenwerking waarbij de particuliere landbouwmaatschappijen als zelfstandige verenigingen zouden blijven bestaan. In 1896 werd de Nederlandse Boerenbond opgericht. Waar het liberale NLC praktisch een zuiver landbouwtechnische organisatie was, die de verbetering van de landbouw en van het landbouwbedrijf vooropstelde, zagen de op confessionele basis gestichte boerenbonden de boer meer als mens in het middelpunt van hun bezigheden. Naast het NLC werd in 1908 de (Koninklijke) Nederlandse Landbouwvereniging (KNLV) opgericht. In 1918 fuseerden de beide organisaties tot het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité (KNLC).
In 1918 sloten de protestants-christelijke boeren zich aaneen tot de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond. In 1929 ontstond uit de Boerenbond de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond. Uit frustratie over het overheidsbeleid en het weinige dat de gevestigde landbouworganisaties bereikten ontstond in 1933 de Nationale Bond Landbouw en Maatschappij. Samen met het Boerenfront van de NSB vormde in 1940 Landbouw en Maatschappij het Agrarisch Front.
Tijdens de oorlogsjaren trachtte de bezetter ook de landbouw te nazificeren door de oprichting van de Nederlandse Landstand in November 1941. Toen de bestaande standsorganisaties zich niet bereid toonden hierin op te gaan werden ze ontbonden verklaard. Na de oorlog namen de oude standsorganisaties hun plaats weer in.
In 1945 werd door de drie centrale landbouworganisaties (CLO's) en de drie landarbeidersbonden gezamenlijk de Stichting voor de Landbouw opgericht. Nadat de Wet op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties in 1950 was aangenomen werd in 1954 het Landbouwschap opgericht, dat de taken van de Stichting op meer uitgebreide schaal overnam. Ook Utrecht kreeg een Gewestelijke raad van het Landbouwschap
Organisatie van het ULG
Het bestuur
Afdelingen
Leden
Jongeren
Vrouwen
Huisvesting
Orgaan
Stalverbeteringscommissie
Zuivelcommissie
Verkoopbureau
Boekhoudbureau
ULG-Verzekeringen
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1841-1993
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Utrechts landbouwgenootschap (voorheen het genootschap voor landbouw en kruidkunde te Utrecht) 1841-1993
Auteur:
W.B. Heins
Datering toegang:
1997
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 30 jaar slechts ter inzage na toestemming van de secretaris van de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
22,92 m zuurvrije dozen
Archiefvormer(s):