In het begin van de eeuw kregen de activiteiten van het Genootschap in toenemende mate vorm via aparte commissies. In een aantal gevallen werd nauw samengewerkt met de katholieke landbouworganisatie de Stichtse Boerenbond-in 1897 opgericht als tegenhanger van het liberale ULG.
Reglementswijzigingen en reorganisatieplannen komen aan de orde om een band te vormen tussen het Genootschap en andere verenigingen (coöperaties), die zich ten doel stelden de landbouwbelangen te bevorderen.
Bij een vraag op de algemene vergadering van 1937 over het streven van de landarbeidersorganisaties om collectieve arbeidscontracten af te sluiten antwoordde de voorzitter, dat het ULG geen werkgeversorganisatie was, maar dat het wenselijk was dat, wanneer afdelingsbesturen opgeroepen werden ter bespreking van deze aangelegenheid, zij daaraan dan ook deelnamen.
Bij de eerste Hoofdbestuursvergadering na de oorlog van het `voormalige' ULG op 23 juni 1945 in het restaurant "De Poort van Kleef" te Utrecht waren aanwezig 19 hoofdbestuursleden, vertegenwoordigers van de Bond van Jonge Boeren en 6 leden van het Dagelijks Bestuur.
De Nederlandse Tuindersbond zocht contact met het KNLC. en zijn provinciale districten om de mogelijkheid van samenwerking te onderzoeken. In 1947 vond er een fusie plaats tussen de Utrechtse Nederlandse Tuinders Bond en het ULG.
Voor de hand zou liggen om op provinciaal niveau een clustering tussen ABTB, CBTB en ULG te bewerkstelligen, maar dit bleek, ondanks de inspanningen van het ULG niet haalbaar.