Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Huis Oudegein en heerlijkheid 't Gein te Jutphaas

7 Huis Oudegein en heerlijkheid 't Gein te Jutphaas

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Huis Oudegein en heerlijkheid 't Gein te Jutphaas
7 Huis Oudegein en heerlijkheid 't Gein te Jutphaas
Inleiding
Huis Oudegein en heerlijkheid 't Gein te Jutphaas
Op 30 september 1200 gaf de Rooms koning Filips van Zwaben bisschop Diederik van Utrecht toestemming om de tol, die hij vanouds hief op de plaats genaamd Gein, over te brengen naar een meer geschikte plaats *  . Als die verplaatsing geëffektueerd is - en waarom zou dat niet het geval zijn, waar aan de toestemming toch een bisschoppelijk verzoek ten grondslag zal hebben gelegen - dan heeft de verhuizing slechts over een geringe afstand plaatsgevonden. Ook na 1200 blijft de Geinse tol in het Utrechtse scheepvaartverkeer een belangrijke rol spelen *  . De kwestie van de tolverplaatsing in 1200 is door verschillende auteurs in verband gebracht met het bestaan in later tijd van zowel de heerlijkheid 't Gein als de ridderhofstad Oudegein *  . De naam Oudegein veronderstelt een hogere ouderdom als 't Gein en zal zijn bestanddeel oude- pas gekregen hebben toen er een nieuwer Gein ontstond. Wanneer de tol in de 12e eeuw geheven is bij Oudegein, dan kan hij vandaar in 1200 naar "een geschiktere plaats" zijn overgebracht en daar de aanleiding zijn geweest voor het ontstaan van de nieuwe nederzetting 't Gein. Deze theorie gaat mede uit van een stroomverlegging van de Hollandse IJssel, die eerst langs Oudegein zou hebben gelopen en zich vervolgens naar het westen zou hebben verplaatst. Hiertegen zijn bodemkundige bezwaren in te brengen, zodat de hele theorie vrij wankel is.
Als wij ons beperken tot de feiten, dan blijkt de nederzetting 't Gein, waar na 1200 de tol gevestigd is, in 1217 zo groot te zijn, dat er een parochie wordt gesticht door afsplitsing deels van Eiteren deels van Vreeswijk *  . Als grenzen van de nieuwe parochie werden gekozen aan de ene kant de plaats genaamd Oudegein en de parochiegrens van Jutphaas met in het uiterste de Rijpikerwaard en aan de andere kant de weg naar de Wiers en de watergang achter het erf van zekere Wendekind. Oudegein zelf viel er net buiten en bleef ressorteren onder Jutphaas. Wat wij onder de Locus qui dicitur Aldengeyne in 1217 moeten verstaan is niet duidelijk, een kleine nederzetting of toch een oud tolhuis of alleen maar een versterkt huis zoals later? In 1289 ontleent Willem van den Oudengheine zijn naam aan deze plaats c.q. dit huis *  .
De nederzetting 't Gein, die gedurende de 13e eeuw in het kader van het handelsverkeer een zeker belang moet hebben gekregen, werd op 30 januari 1295 door bisschop Jan II met stadsrechten begiftigd *  . Hoofdmotief daarbij was het ommuren en omgrachten van de woonkern tegen de veelvuldig voorkomende hostiles transitus. Hoewel men in 1295 al met het omgrachten was begonnen is het twijfelachtig of dit werk ooit geheel doorgevoerd en voltooid is. Verschillende verhalende bronnen maken gewag van verwoestingen van 't Gein in de 13e en 14e eeuw in het kader van de oorlogen tussen Utrecht en Holland *  en hoewel het dus mogelijk is dat 't Gein voor en tussen deze kalamiteiten groter is geweest dan in de 17e en 18e eeuw, toen het nog nauwelijks een dorp was te noemen, als stad heeft het eigenlijk nooit gefunktioneerd. Het privelege van 1295 voorziet in de instelling van een stadsbestuur van schout, schepenen en raden, maar het is niet aanwijsbaar dat er ooit een kollege van raden is geweest. In 1476 waren er al te weinig inwoners om een schepenkollege te vormen, zodat de stad toestemming van de bisschop verzocht en verkreeg om het kollege aan te vullen met personen uit naburige dorpen *  . Op deze manier kon het stadsbestuur tot in de 18e eeuw blijven funktioneren, hoewel er in 1748 in stad en heerlijkheid nog maar zes huizen stonden *  .
't Gein was voor 1295 bezit van de bisschop, daarna bezat de stad zelf de hoge heerlijkheid tot zij die in 1637 overdroeg aan Adriaan Ploos van Amstel, die in 1629 door de Staten van Utrecht al met de ambachtsheerlijkheid was beleend *  . Het huis en goed Oudegein was een Stichts leen, dat overigens in de eerste helft van de 14e eeuw gedurende enige tijd in Hollands bezit was geweest *  , en werd tot 1400 in leen gehouden door leden van het geslacht Van Oudegein *  . Daarna was het in bezit van verschillende families, sinds 1629 gekombineerd met de heerlijkheid 't Gein. De hoge rechtsmacht van 't Gein was maar twee jaar in bezit van Adriaan Ploos van Amstel, heer van Oudegein en 't Gein, en werd in 1640 door de Staten van Utrecht toegeëigend.
Door de kombinatie van Oudegein en 't Gein sinds 1629 zijn de heerlijke rechten van beide bezittingen moeilijk te onderscheiden. De heren woonden op het huis Oudegein - of elders, buiten hun heerlijkheden - en voerden één administratie. Hun archief, dat in 1962 door de huidige bewoner van Oudegein, Lodewijk Eduard de Geer van Oudegein, aan het Rijksarchief in Utrecht in bewaring werd gegeven, bevat slechts enkele stukken betreffende het bestuur van 't Gein, hetgeen gezien de geringe betekenis van deze plaats niet zo verwonderlijk is. Een stadsarchief van 't Gein is niet bewaard gebleven. Enkele stukken van voor 1629, waaronder het privilege van 1295 in origineel en enkele 16e en 17e eeuwse afschriften van stukken betreffende de tol zijn in het heerlijkheidsarchief van Oudegein - 't Gein terecht gekomen en zijn in deze inventaris met de bestuurlijke stukken van na 1629 in één rubriek beschreven. De rest is waarschijnlijk verloren gegaan. Het archief van de gemeente Jutphaas waarin 't Gein in het begin van de 19e eeuw is opgegaan bevat geen stukken van het gerecht 't Gein. Het enige dat bewaard is - enkele protokollen en losse minuten van schepenakten - betreft de juridische taak van het gerecht *  .
Het grootste deel van het archief wordt ingenomen door de bescheiden betreffende het beheer van het landgoed Oudegein en de uitoefening van de heerlijke rechten. Daarnaast zijn er vrij veel stukken van persoonlijke aard afkomstig van de families, die Oudegein hebben bewoond, en aanverwanten. Enkele belangrijke charters, die in het archief werden aangetroffen, zijn daaraan later toegevoegd, hoogstwaarschijnlijk door Jan Jacob de Geer (III) in het kader van zijn historische studies. Zij zijn achter in deze inventaris beschreven als stukken, die toevallig in het archief berusten.
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
Regesten
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1295-1984
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het huis Oudegein en de heerlijkheid 't Gein 1295-1984
Auteur:
C. Dekker
Datering toegang:
1976
Datering bewerking:
2010
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 50 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever. Inv.nr. 251 niet toegankelijk voor digitalisering in het kader van de Archiefbank
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
4,95 m zuurvrije dozen
Thema trefwoorden:
Categorie: