Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

701 Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
701   Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Inleiding
Geschiedenis van het archief
Toelichting bij de overgetypte inventaris
Bewerkingsgeschiedenis
laatste wijziging 29-08-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Inventaris
1. Archief van de raad
1.1. Stukken van algemene aard
1.2. Privileges, ordonnanties, traktaten en arbitrale uitspraken betreffende de rechten van de stad
37-37 Keizer Hendrik V bevestigt de privilegiën en het recht, door bisschop Godebald aan die van Utrecht en Muiden gegeven, op voorwaarde dat zij het bisdom Utrecht in zijne trouw aan den keizer zullen bewaren, en verleent tolvrijdom aan allen, die de stad Utrecht met een muur moeten omringen, als zij aldaar ter markt komen, 1122. Met vidimus van het Hof, 1651
37-1 1122 juni 2 i
701 Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Inventaris
1. Archief van de raad
1.2. Privileges, ordonnanties, traktaten en arbitrale uitspraken betreffende de rechten van de stad

37-37 Keizer Hendrik V bevestigt de privilegiën en het recht, door bisschop Godebald aan die van Utrecht en Muiden gegeven, op voorwaarde dat zij het bisdom Utrecht in zijne trouw aan den keizer zullen bewaren, en verleent tolvrijdom aan allen, die de stad Utrecht met een muur moeten omringen, als zij aldaar ter markt komen, 1122. Met vidimus van het Hof, 1651
37-1
1122 juni 2
Reden geen uitleen:
Het stuk is digitaal beschikbaar

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 18-07-2024
1 gedigitaliseerd
totaal 5 bestanden
37-2 1651 aug. 30 i
38-38 Keizer Hendrik V bevestigt de privilegiën en het recht, door bisschop Godebald aan die van Utrecht gegeven, en stelt een tarief vast voor den te Utrecht geheven tol van ingevoerde artikelen, 1122. Met vidimus van het Hof, 1651
39-39 Bisschop Godebald bepaalt, dat de vier jaarmarkten, waarvan die op Maria Geboorte en op St. Maarten door hem vroeger naar de nieuwe gracht verlegd waren, terwijl alleen de beide andere op Paschen en St. Jan in de wijk Stathe zouden blijven, voortaan zullen gehouden worden daar, waar het den kooplieden goeddunkt, 1127. Met vidimussen van den officiaal van den bisschop en van het Hof, 1395 en 1651
40-40 Graaf Gerard, zoon van graaf Hendrik van Gelre, verklaart, dat de burgers van Utrecht niet verplicht zijn lichterschepen te Rinwich te huren, zoo zij zweren, dat zij hunne eigene goederen vervoeren, en verklaart hen verder vrij van alle heffing, zoo te Rinwic als in het geheele graafschap langs den Rijn, 1177. Met vidimussen van den officiaal van den bisschop en van het Hof, 1395 en 1652
41-41 Keizer Frederik I verklaart dat de Utrechtse burgers volgens uitspraak der schepenen van Tiel aldaar geen tol schuldig zijn, behalve van overzeesche goederen, behoudens een penning voor het gebruik van maat en gewicht, en dat, nu de tol van Tiel naar Werden was verlegd, de Utrechtse burgers daar evenzeer tolvrijdom zullen genieten, behalve van den zeetol, 1184 (verschrijving voor 1174). Met vidimus van het Hof, 1657, en fragment van een afschrift, ca. 1250
42-42 Godfried voogd van Staden verklaart op last van den aartsbisschop Hartwig van Bremen, dat de burgers van Utrecht voortaan vrij zullen zijn van het hoofdgeld (tol), dat zij aldaar gewoon waren te geven, (1186-1188 of 1195-1201). Met vidimus van dit charter en van de bevestiging van den tolvrijdom door aartsbisschop Hildebold van Bremen d.d. 1270 door den officiaal van den bisschop, 1540
43-43 Rooms-koning Frederik II bevestigt het privilege van zijnen grootvader Frederik, waarbij deze aan de Utrechtse burgers tolvrijdom verleent te Tiel en Werden, 1220. Met vidimus van het Hof, 1657
44 De stad Stavoren verklaart overeengekomen te zijn met de stad Utrecht, dat zoo een burger der eene stad aan eenen burger der andere goederen verkocht heeft, hij geen ander dan den kooper voor die schuld zal aanspreken of panden, 1246 mrt. 1 i
45 Elect Hendrik van Vianden belooft de rechten en gewoonten van de burgers van Utrecht en de dienstmannen der kerk te zullen handhaven, en hen desniettegenstaande tegen hunne vijanden te zullen verdedigen; ook bevestigt hij de vonnissen, gewezen door de bisschoppelijke ambtenaren, ten tijde dat de deken van Keulen Gozewijn elect van Utrecht was, 1250 aug. 26 i
46 Abel, koning van Denemarken, stelt ten behoeve der ‘umlaensfare’ (kustvaarders) een tarief vast voor den markttol op Skanor en vergunt, dat zij bij schipbreuk de door henzelven geredde goederen zullen behouden, 1251 sept. 24. Vidimus van het Minderbroeders-klooster te Lund, z.j i
47 Rooms-koning Willem neemt de stad Utrecht en de personen en goederen der burgers in zijne bescherming, en geeft hun vrijgeleide door het gebied van Holland en Zeeland; hij zal hen tevens helpen tot het genot hunner oude gewoonten en rechten volgens uitspraak der schepenen van Utrecht, indien iemand hen daarin verhindert, 1252 juni 18 i
48 Bisschop Hendrik van Vianden vergunt aan de stad Utrecht om, als de nood het vereischt, de kerken, huizen en gebouwen buiten de muren, waaruit de stad met eenig gevaar bedreigd wordt, te doen afbreken, 1254 sept. 3 i
49 Bisschop Hendrik van Vianden belooft den vrede en de gewoonten der burgers van Utrecht te zullen verdedigen en hen te zullen bijstaan tegen de landsheeren en ridders, die thans met hen in geschil zijn en met wie hij geen vrede zal maken dan met raad en goedvinden der burgers, 1256 jan. 6 i
50-50 Uitspraak van bisschop Hendrik van Vianden in den twist tusschen de stad Utrecht en de vijf kapittelen over het wijnverbruik der kanunniken, het recht op de Borchbrug, een huis van het kapittel van Oudmunster, het bouwen aan de gracht sedert den brand, het graven der stadsgracht, de poort en brug naar Oudwijk en de uitgestrektheid der immuniteit van St. Jan, 1256. Met gelijktijdig afschrift op perkament
51 Bisschop Hendrik van Vianden verklaart, dat de burgers van Utrecht volgens recht noch gewoonte verplicht zijn den bisschop verder dan de muren der stad te volgen, tenzij met hun vrijen wil, 1256 april 30 i
52 Koenraad van Hochstaden, aartsbisschop van Keulen, verklaart, nu de geschillen tusschen de steden Keulen en Utrecht zijn bijgelegd, de burgers van Utrecht en hunne goederen onder zijne bescherming en geleide te nemen, 1259 mrt. 23 i
53 Dirk, graaf van Kleef, en zijne beide zonen geven den burgers van Utrecht vrijgeleide in hun gebied, 1259 april 13 i
54 Bisschop Hendrik van Vianden belooft die van Utrecht en de kooplieden, die Utrecht bezoeken, in hunne vrijheid en recht op de Vecht te zullen handhaven en hen tegen aanvallen te zullen verdedigen; hij zal tevens geen nieuwen tol instellen bij het kasteel Vreeland, 1260 nov. 3 i
55 Aleidis, hertogin van Lotharingen en Brabant, geeft aan alle kooplieden uit het bisdom Utrecht vrijgeleide in haar gebied, 1261 mei 3 i
56 Verbond tusschen de steden Keulen en Utrecht, waarbij zij wederzijds beloven om (1) wegens schulden alleen den schuldenaar of zijnen erfgenaam te zullen aanspreken en panden, om (2) in geval van oorlog tusschen de bisschoppen van Keulen en Utrecht de goederen der wederzijdsche burgers te zullen beschermen en de burgers niet te zullen aanspreken voor schade door een der bisschoppen aan de burgers der andere stad toegebracht, al waren enkele burgers daarbij buiten toestemming der stad in het gevolg hunner heeren tegenwoordig, 1262 okt. 31 i
57 Adolf, graaf van den Berg, en zijne echtgenoote Elyzabeth verzoenen zich met de burgers van Utrecht en bepalen, dat zij hetgeen zij voortaan te lijden zullen hebben van personen, behoorende tot het bisdom Utrecht doch in geene betrekking tot de stad staande, niet op haar zullen verhalen, en dat de bevelhebbers van Utrechtse handelsschepen op hunnen eed zullen geloofd worden over de vraag, of zij goederen van anderen vervoeren, 1268 april 4 i
58 Grietman, gezworenen en de geheele vergadering in Wyldinghen verklaren, dat de twist tusschen hen en de stad Utrecht verzoend is, en dat zij de goederen van Utrechtse burgers niet zullen aanspreken wegens geschillen tusschen hen en mannen van de Utrechtse diocese, 1270 mei 21 i
59 Hildebold, aartsbisschop van Bremen, verklaart, dat de burgers van Utrecht geen tol schuldig zijn van het door hen langs de Elbe te Stade aangevoerde laken, 1270 juli 4 i
60 Elect Jan van Nassau verklaart alle personen, die uit verschillende streken der wereld zich in het bisdom komen vestigen, met hunne nakomelingen vrij, zoodat bij hun dood hunne nalatenschap niet meer aan den bisschop maar aan hunne erfgenamen zal komen, behoudens de bede, door de ‘gravelinge’ jaarlijks aan den bisschop te betalen, 1273. Vidimus van den officiaal van den bisschop, 1328 mei 7 i
61 Elect Jan van Nassau belooft de stad Utrecht tot behoud harer rechten te zullen helpen, behoudens zijne eigene rechten en vrijheden, 1276 sept. 23 i
62 Dirk, graaf van Kleef, verleent aan de burgers van Utrecht vrijgeleide in zijn gebied tot wederopzeggens toe, 1282 okt. 21 i
63 Mr. Philippus de Castegnolis, nuncius van den pauselijken legaat Johannes, bisschop van Tusculum, tot het uitspreken van excommunicatiën gemachtigd bij den hier ingelaschten brief van den legaat, draagt den Domdeken en den abt van St. Paulus op, om het interdict op de stad Utrecht te leggen, wegens den roof van zijn schip door den Utrechtschen burger Henric Hedelinge en het geweld, tegen zijnen dienaar Herman gepleegd ‘infra pontem et domum hyemalem’ door de bontwerkers Nicholaus filius Trini en anderen, terwijl de magistraat geweigerd heeft hem deswegens recht te doen, 1287 nov. 7 i
64 Floris, graaf van Holland, verbiedt eenig geld te heffen van goederen, die over den dam te Nieuwe Vaart geslagen worden, daar ieder dat op zijne eigene booten mag doen, behoudens het recht van den bisschop van Utrecht, 1289 dec. 12 i
65 Elect Jan van Nassau vergunt aan de stad Utrecht, om, zoolang zij zich bezighoudt met het maken van een steenen weg voor algemeen gebruik, van de vreemden, die langs dezen weg ter markt gaan of daarvan terugkeeren, een cijns te heffen volgens het ingelaschte tarief, 1290 juni 20 i
66 Uitspraak van graaf Floris van Holland in den twist tusschen bisschop Jan van Sierck en de stad Utrecht over het recht van den maarschalk, het stellen van accijns, en de geestelijke en wereldlijke rechtspraak, 1294 okt. 25 i
67 Vidimus, afgegeven door Ebernand, kanselier van den keizer, van drie oorkonden, 1295 juli 13 i
68 Bisschop Willem van Mechelen geeft aan de landgenooten van den Rijndijk tusschen Utrecht en het Gein tot aan de Marnedike onder Jutphaas het recht, om een watergang en sluis in den IJsseldijk te maken, en om die zoo noodig te herstellen en veranderen zonder consent van zijnen dijkgraaf of maarschalk, 1298 mrt. 23 i
69 De stad Utrecht appelleert op den paus wegens verschillende vergrijpen van bisschop Willem van Mechelen tegen hare rechten, 1298 dec. 18 i
70 Wigbold van Holte, aartsbisschop van Keulen, draagt aan den abt van St. Paulus en de pastoors der vier parochiekerken te Utrecht op, om aan het stadsbestuur van Amersfoort op straf van excommunicatie te bevelen, om Rudolph, kanunnik van St. Marie, die, door de burgers van Utrecht naar het hof van Rome gezonden, bij zijne terugkomst door die van Amersfoort gevangen genomen was, binnen veertien dagen los te laten, 1300 juni 29 i
71 Hendrik, abt van St. Paulus te Utrecht, bericht aan Wigbold van Holte, aartsbisschop van Keulen, dat hij op zijnen last het stadsbestuur van Amersfoort heeft verzocht om loslating van Rodulph Scaerpsvert, kanunnik van St. Marie, die door hen gevangen gehouden wordt, doch dat deze verklaard hebben dit niet te kunnen doen dan met verlof van den bisschop van Utrecht en hem voorts met geweld uit de stad verdreven hebben, 1300 juni 26 i
72 Micahel, rector van de halve Buurkerk te Utrecht, en Petrus, kapellaan van den aartsbisschop van Keulen, berichten aan Wigbold van Holte, aartsbisschop van Keulen, dat zij op zijnen last het stadsbestuur van Amersfoort hebben verzocht om loslating van Rodolph Scerpsvert, kanunnik van St. Marie, die door hen gevangen gehouden wordt, doch dat de burgers hen na het uitspreken der bedreiging met den ban uit de stad verdreven en gewond hebben, 1300 juni 26 i
73 Jan, hertog van Lotharingen en Brabant, geeft tot wederopzeggens toe vrijgeleide aan alle Utrechtse kooplieden, die met hunne koopwaren in zijne landen komen, 1302 (1303). Vidimus van bisschop Jacob van Suden, 1319 jan. 19 i
74 Elect Guy van Avesnes van Henegouwen erkent, dat de stad Utrecht hem morgengeld en andere diensten bij het beleg van Horst heeft gedaan uit gunst en niet van rechtswege, 1303 mrt. 27 i
75 Elect Guy van Avesnes van Henegouwen vergunt aan de stad Utrecht, om, als de nood het vereischt, de huizen en gebouwen buiten de muren, waaruit de stad eenig gevaar bedreigt, af te breken, 1303 mrt. 27 i
76 Elect Guy van Avesnes van Henegouwen verklaart, dat hij de burgers van Utrecht en de vreemde kooplieden, die de stad bezoeken, op de Vecht zal beschermen en hen uit zijn slot Vreeland zal helpen, verder dat hij geen nieuwen tol bij Vreeland zal invoeren, 1303 mrt. 27 i
77 Elect Guy van Avesnes van Henegouwen bevestigt het recht der burgers van Utrecht, om hem niet verder te volgen dan de muren der stad, 1303 mrt. 27 i
78 Abdij Oudwijk vergunt aan de stad Utrecht, indien hare vijanden van de muur en de gracht der abdij gebruik willen maken, om die gracht te vullen en de muur af te breken, zonder schade toe te brengen aan de kerk en de gebouwen der abdij, 1303 aug. 28 i
79-79 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen belooft de privilegiën van de stad Utrecht, bepaaldelijk die door Rooms-koning Willem gegeven, te zullen onderhouden, en maakt nieuwe bepalingen over het maken van wegen en vaarten, de schepenkeur, de rechtspraak over doodslag en het vrij verkeer der kooplieden, terwijl hij de brieven, door de gilden vastgesteld, bevestigt, 1305. Met vidimus van het Hof, 1651
80 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen geeft vidimus van een brief van den Rooms-koning Willem d.d. 1252, waarbij hij bepaalt, dat geen vorst of iemand anders eenen burger of inwoner van Utrecht buiten de muren in rechte roepen mag, indien zij bereid zijn voor den bisschop of voor den door hem gestelden rechter in de stad terecht te staan, 1305 nov. 21 i
81 Het Duitse huis te Utrecht vergunt de stad Utrecht, om een muur op de noordzijde zijner hofstede langs de stadsmuur in geval van nood af te breken, 1307 okt. 7 i
82 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, gelast den rentmeester van Holland, om de burgers van Utrecht tot wederopzeggens toe voorbij zijne tollen te laten varen op dezelfde voorwaarden als vroeger, 1316 aug. 29 i
83 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, stelt een tarief vast voor hetgeen de inwoners van Utrecht betalen zullen aan zijne tollen in Holland, Zeeland en Friesland, 1316 dec. 21 i
84 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, gelast de baljuws van Amstelland en van Woerden, om de burgers van Utrecht te handhaven in het recht, dat zij van Rooms-koning Willem verkregen hebben, 1317 okt. 10 i
85 Bul van paus Johannes XXII, waarbij hij het volk der stad en diocese Utrecht kennis geeft van zijne bevestiging der keus van Frederik van Sierck, bisschop van Utrecht, 1317 nov. 21 i
86 Bisschop Frederik van Sierck bevestigt alle privilegiën der stad, 1318 febr. 16 i
87 Bisschop Jacob van Suden, geeft vidimus van den brief van bisschop Frederik van Sierck d.d. 1318, waarbij hij de privilegiën der stad Utrecht bevestigt, 1318 febr. 28 i
88 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, verklaart de burgers van Utrecht in zijne bescherming te nemen, als zij de door hen verschuldigde tollen betalen, 1318 mei 18 i
89 Bisschop Frederik van Sierck verklaart, dat de kapittelen (‘de clesie’), de kloosters (‘de gheystelike lude’) en de burgers van Utrecht met hem overeengekomen zijn, om 1400 pond op te brengen tot herstel van de ingebrokene wade bij de Nieuwe Vaart, welke 1400 pond zullen geïnd worden door acht personen, door partijen te kiezen, welke acht tevens met dijkgraaf en heemraden recht zullen doen op den dijk totdat het geld terugbetaald is, 1322 juli 1 i
90 Elect Jan van Bronkhorst bevestigt de privilegiën der stad, 1322 nov. 7 i
91 Elect Jan van Bronkhorst bevestigt eene hier ingelaschte overeenkomst, gedurende de vacature van het bisdom tusschen de vijf kapittelen en de stad Utrecht gemaakt, waarbij aan de stad verpand wordt de aan den bisschop behoorende waag en maat in het waaghuis te Utrecht voor eene som van 300 pond zwarte Tournooisen, door de stad aan het bisdom geleend, 1322 nov. 17 i
92 Elect Jan van Bronkhorst bevestigt eene hier ingelaschte overeenkomst, gedurende de vacature van het bisdom tusschen de vijf kapittelen en de stad Utrecht gemaakt, waarbij aan de stad voor 400 pond zwarte Tournooisen tot aan de terugbetaling daarvan vrijdom voor hunne personen en goederen verleend wordt van alle land- en watertollen in het bisdom, 1322 nov. 17 i
93 Jan, hertog van Lotharingen en Brabant, geeft vrijgeleide aan alle burgers en kooplieden van Utrecht, die met hunne koopmanschappen in zijn gebied komen, 1323 april 7 i
94 Bisschop Jan van Diest bevestigt de privilegiën der stad, 1323 april 16 i
95 Bisschop Jan van Diest bevestigt den brief der vijf kapittelen, waarbij aan de stad Utrecht voor 700 pond wordt verleend vrijdom van tol in het Sticht en het vrije genot van waag en maat, 1323 april 16 i
96 Het Duitse huis te Utrecht verklaart van de stad Utrecht tot wederopzeggens toe vergunning verkregen te hebben tot het leggen van twee zijlen in den Rijndijk, 1327 juli 6 i
97 Bisschop Jan van Diest verpandt voor een jaar aan de stad Utrecht het gerecht van het Gein, uitgezonderd het hooge gerecht en het gerecht van de Nieuwe Vaart, en zulks voor eene schuld van 50 pond zwarte Tournooisen, 1328 aug. 21 i
98 Bisschop Jan van Diest erkent van de stad Utrecht ter leen ontvangen te hebben 200 pond zwarte Tournooisen, die zij zal terugontvangen uit de inkomsten van het gruithuis en den tol te Utrecht na 1330, 1328 nov. 18 i
99 Bisschop Jan van Diest erkent, dat, wanneer die van Utrecht in zijn dienst tegen Henric van der Lecke overnachten, zij dit doen vrijwillig en onverplicht, 1332 mrt. 1 i
100 Jan, hertog van Lotharingen en Brabant, geeft vrijgeleide voor een jaar aan alle burgers van Utrecht met hunne goederen in zijn gebied, 1335 juni 3 i
101 Bisschop Jan van Arkel bevestigt de privilegiën der stad, 1343 april 26 i
102 Mabely, vrouw van Wulven, Eernst van Wulven en zijn broeder Otto Palster verbinden zich jegens bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht, om binnen twee mijlen van de stad geen versterkt huis te bouwen of te koopen, 1345 dec. 4 i
103 Bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht verbinden zich om geene burgen te dulden aan deze zijde van de IJssel, 1352 sept. 10 i
104 Bisschop Jan van Arkel belooft het huis ter Eembrugge niet te zullen verpanden of verleenen, daaruit niemand schade te zullen doen, tenzij hij eerst geklaagd hebbe voor de drie standen van het Sticht, en daarop altijd eenen burger van Utrecht als kastelein te zetten, 1354 mei 27 i
105 Hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, neemt de burgers van Utrecht in zijne bescherming op het oude toltarief, en verleent hun eenige voorrechten, 1356 juli 7 i
106 Gherijd Voern van Vyanen belooft aan de stad Utrecht, om zonder hare toestemming op de hofstede te Vreeswijk, waarop hij begonnen is een steenen huis te maken, noch op eene halve mijl daarbij op deze zijde der Lek geen nieuw steenen huis of veste te zullen timmeren, 1362 juni 20 i
107 Bisschop Jan van Arkel belooft de burgers en inwoners van Utrecht, die geene geestelijken zijn, niet buiten de stad voor het geestelijk gerecht te zullen dagen, voor zoover zij voor den officiaal willen terechtstaan, tenzij bij appèl, 1362 dec. 15 i
108 Bisschop Jan van Arkel belooft, uit het huis te Vreeland nooit vijandelijkheden tegen de stad Utrecht te plegen, en dit huis nooit van het Sticht te vervreemden buiten toestemming van de kapittelen en de stad, 1363 mrt. 15 i
109 De stad Utrecht regelt de bestemming van de renten uit 5 morgen land te Lopik, behoorende aan de Buurkerk, tot het stichten eener vicarie in deze kerk, waarvan de nakomelingen van Nyclaes van den Putte en de burgemeesters collatoren zijn, 1363 juni 23 i
110 Bisschop Jan van Arkel geeft voor tien jaren in pacht aan de stad Utrecht de gruit en het gruithuis aldaar, mits de stad de daarop rustende pensiën betaalt, 1363 sept. 7 i
111 Overeenkomst voor tien jaren tusschen de vijf kapittelen en de stad Utrecht over maatregelen tot verzekering van goede rechtspraak door den bisschop, zijnen vicaris en zijne maarschalken, en andere punten, 1364 mei 18 i
112 De stad Amersfoort belooft, om van de kosten, die de stad Utrecht zal moeten maken volgens de overeenkomst tusschen de kapittelen en de stad (over het landrecht), waarin zij ook opgenomen is, een derde te zullen betalen, 1364 mei 20 i
113 Bisschop Jan van Virnenburg bevestigt de privilegiën der stad, 1364 sept. 8 i
114 Bisschop Jan van Virnenburg verklaart, dat de hulp, die de stad Utrecht hem verleent in den oorlog tegen Amersfoort, alleen uit gunst verleend wordt, en belooft de stad in den zoen met Amersfoort te zullen begrijpen, 1366 juli 18 i
115 Bisschop Arnold van Hoorn bevestigt de privilegiën der stad, 1371 sept. 23 i
116 Landbrief van bisschop Arnold van Hoorn, houdende bepalingen over het verpanden van de sloten van het Nedersticht, het doen van landrecht en het beginnen van een oorlog zonder verlof der drie standen van het Sticht, 1375 mei 17. Met akten waarbij bisschop Florens van Wevelinchoven den landbrief bevestigt, 1379 okt. 21, en waarbij bisschop Frederik van Blankenheim hetzelfde doet, 1393 nov. 14 i
117 Bisschop Arnold van Hoorn en de stad Utrecht stellen drie vrije jaarmarkten te Utrecht in, en wel op St. Victors avond, op Palmavond en veertien dagen voor Pinksteren, 1378 juni 4 i
118 Bisschop Florens van Wevelinchoven bevestigt de privilegiën der stad, 1379 okt. 30 i
119 Rooms-koning Wenceslas schenkt aan de stad Utrecht het voorrecht, dat bij vacature van den bisschopszetel de schepen-burgemeester of de oudste schepen het schoutambt zal waarnemen en door den Domdeken of de oudste kanunnik ten Dom zal beëedigd worden, 1381 mrt. 15 i
120 Bisschop Florens van Wevelinchoven belooft de opdracht van het dijkgraafschap van den Lekdijk Benedendams aan den heer van Egmond en IJsselstein te zullen herroepen, wanneer de stad Utrecht dit begeert, 1386 dec. 22 i
121 Bisschop Florens van Wevelinchoven erkent, dat de hulp, die de stad Utrecht hem in den oorlog tegen Henric burggraaf van Montfoort verleend heeft, alleen uit gunst verleend is, 1388 juli 15 i
122 Bisschop Frederik van Blankenheim bevestigt de privilegiën der stad, 1393 okt. 30 i
123 Bisschop Frederik van Blankenheim belooft de voorwaarden na te zullen komen, gesteld door de stad Utrecht bij haren hier ingelaschten brief d.d. 1395, waarbij de stad den bisschop machtigt, om zijne domeinen aan deze zijde der IJssel voor zes jaren te verpanden tot 6000 Franse schilden toe voor den oorlog tegen Reynout van Coevoerden, 1395 mei 27 i
124 Bisschop Frederik van Blankenheim erkent, dat de dienst, hem door de stad Utrecht gedaan in den oorlog tegen Reynolt van Covoerden, alleen uit gunst verleend is, 1395 juli 10 i
125 Hertog Albrecht, graaf van Holland, stelt in een college van vijf heemraden uit de Woerdense en Stichtse geërfden in het waterschap van Spaarndam, 1396 febr. 28 i
126 Willem van Beieren, graaf van Oostervant, belooft aan de stad Utrecht, hen gedurende vijfentwintig jaren na den dood van zijn vader op de oude tolrechten in Holland en Zeeland te zullen laten varen, 1399 nov. 19 i
127 Tarief, waarnaar de Utrechtse burgers tol betalen te Lobith, Nijmegen, Zaltbommel en Herwerden, te Zutphen en IJsseloord, 1399 i
128 Landscheiding tusschen die van Loosdrecht en die van Breukeleveen, bekrachtigd door bisschop Frederik van Blankenheim, 1404 april 24 i
129 Fundatiebrief van de vicarie van het H. Sacrament in de kerk van Breukelen, gesticht door de executeurs van Gherard van den Vliete, burger van Utrecht, terwijl als collators zullen optreden de cureyt van Breukelen, de schepenburgemeester van Utrecht en de naaste mannelijke nakomeling van Werner van den Vliete, 1406 juni 20. Met akte waarbij bisschop Frederik van Blankenheim deze stichting bevestigt, 1406 juni 24 i
130 Jan van Beieren bevestigt den hier ingelaschten brief van Albrecht, hertog van Beieren, d.d. 1396, houdende oprichting van het waterschap Spaarndam, 1413 juli 29 i
131 Verdrag tusschen hertog Reinoud van Gulik en Gelre en de stad Utrecht over het verkeer der Utrechtse burgers in 's hertogs gebied, 1413 dec. 13 i
132 Reinoud, hertog van Gulik en Gelre, stelt voor de burgers van Utrecht een tarief vast voor het passeeren der tollen in zijn gebied, 1413 dec. 13 i
133 Veertigjarige landvrede, gesloten door bisschop Frederik van Blankenheim, de steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Kampen en Zwolle met de landen van Oostergo en Westergo, de stad Stavoren, Stellingwerf, Schoterland, Oesterzeyngherland, Dodingwerfstal en alle omlanden en eilanden, die daartoe behooren, 1413. Vidimus van de stad Stavoren, 1415 mei 6 i
134 Schepenen en raad van Stavoren berichten aan de stad Utrecht, dat zij het verbond met bisschop Frederik van Blankenheim met consent van het geheele land van Friesland verlengd hebben, 1415 mei 6 i
135 Prelaten, grietmannen en mederechters van Oostergo en Westergo berichten aan de stad Utrecht, dat zij, na overleg met het geheele land van Friesland, het met bisschop Frederik van Blankenheim geslotene verbond verlengd hebben, 1415 mei 6 i
136 Jacoba, hertogin van Beieren, gravin van Henegouwen en Holland, machtigt de stad Utrecht, om het slot te IJsselstein en de muren, torens en poorten van de stad IJsselstein te slechten, 1417 juli 14 i
137 Jacoba van Beieren, gravin van Holland, bevestigt de stad Utrecht in de privilegiën, die zij van hare voorgangers heeft, bepaaldelijk betreffende den tol, 1418 i
138 Jan, hertog van Brabant, graaf van Henegouwen en Holland, en hertogin Jacoba van Beieren bevelen aan de bewoners van IJsselstein en aan de stad Utrecht, om alle gebouwen binnen de grachten en de fundamenten van de muren der stad IJsselstein voor Allerheiligendag af te breken, 1418 aug. 15 i
139 De stad Gouda verzoekt die van Utrecht, om uit gunst de doorbraak in den dijk beneden Lekkerkerk te helpen bedijken, daar de ingelanden van de Krimpenerwaard en den Lekdijk, die tot de bedijking gehouden zijn, daartoe alleen buiten staat zijn, 1423 dec. 12 i
140 Elect Zweder van Culemborg bevestigt de privilegiën en gewoonten der stad, 1425 aug. 18 i
141 Postulaat Rudolf van Diepholt belooft als ruwaard van het Sticht den landbrief en andere voorrechten der drie Staten te zullen handhaven, 1427 jan. 4 i
142 Elect Rudolf van Diepholt bevestigt de privilegiën der stad, 1433 jan. 30 i
143 Elect Rudolf van Diepholt bevestigt alle zaken, die ten behoeve der drie Staten van het Sticht door en voor hem geschied zijn tijdens hij postulaat was, 1433 jan. 30 i
144 Bisschop Rudolf van Diepholt, de vijf kapittelen en de stad Utrecht bepalen, dat de zeedijk te Spakenburg, onlangs onverplicht door die van Amersfoort c.a. gemaakt, zal worden onderhouden door die van Bunschoten, en benoemen een college voor den schouw van den dijk, 1435 mei 13 i
145 Overeenkomst, gemaakt door de stad Brielle met hare lijfrentenheffers te Utrecht, over de betaling hunner achterstallige lijfrenten, 1435 nov. 10 i
146-146 Uitspraak van Guilhelm van Lallaing en zes andere scheidslieden in het geschil tusschen Johan, burggraaf van Montfoort, als dijkgraaf van de Lopikerwaard, en bisschop Rudolf van Diepholt, de kapittelen en de stad Utrecht over vijf punten betreffende de dijkagie van de Lopikerwaard, 1443. Met de submissie van den burggraaf aan de uitspraak der scheidslieden, en akte van den burggraaf waarbij hij volgens de uitspraak goedkeurt dat Johan van Rynesse van Wulven als dijkgraaf van de Lopikerwaard met de heemraden zal onderzoeken wie de dijkplichtigen zijn, 1443
147 Bisschop David van Bourgondië bevestigt de privilegiën der stad, 1456 aug. 6 i
148 Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Harderwijk, waarbij bepaald wordt, dat de wederzijdsche burgers en onderzaten geleide zullen hebben en dat men hen niet zal arresteeren voor schuld hunner medeburgers, 1459 mei 15 i
149 Overeenkomst tusschen de steden Elburg en Utrecht, waarbij bepaald wordt, dat de wederzijdsche burgers en onderzaten geleide zullen hebben en dat men hen niet zal arresteeren voor schuld hunner medeburgers, 1459 okt. 12 i
150 Overeenkomst van de stad Utrecht met de steden Muiden en Weesp, waarbij de wederzijdsche burgers en onderzaten geleide ontvangen, terwijl bepaald wordt, dat zij alleen voor hunne eigene schulden zullen gearresteerd worden, 1463 juli 1 i
151 Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Dordrecht, waarbij bepaald wordt, dat de wederzijdsche burgers en onderzaten geleide zullen hebben en alleen voor hunne eigene schulden arrestabel zullen zijn, 1465 juni 10 i
152 Uitspraak van bisschop David van Bourgondië in den twist tusschen de vijf kapittelen en de stad Utrecht over het betalen van accijns, 1468 mrt. 15 i
153 De officiaal van den bisschop geeft ten verzoeke van den stadsklerk van Utrecht vidimus van twee brieven, beide d.d. 1472, waarbij Anthonie, bastaard van Bourgondië, voor 12000 Rijnse guldens zijne rechten op de goederen van heer Jacob van Gaesbeek aan den bisschop afstaat, en verder Mr. Natalis de Haga en Jan Bouchaut benoemt tot zijne gemachtigden om deze goederen over te dragen, 1473 mrt. 5 i
154 De stad Amersfoort belooft, dat de haar door den bisschop vergunde veemarkt jaarlijks niet langer zal duren dan tot Zondag Judica, alswanneer de Utrechtse paardenmarkt begint, 1478 febr. 20 i
155 Register van stukken betreffende het proces, gevoerd voor den officiaal van den aartsbisschop van Keulen door het stedelijk bestuur en de pastoors der St. Jacobs-kerk, in appèl van het vonnis van bisschop David van Bourgondië, waarbij de ban en het interdict over de stad uitgesproken werden wegens de uitbanning van Dirk van Heusden en Jan van Meekeren, 1479 i
156 Stukken over de geschillen met bisschop David van Bourgondië over het interdict, op de stad gelegd na de verbanning van Dirk van Heusden en Jan van Meekeren, 1479/80 i
157 Verschillende stukken betreffende de onderhandelingen over het vredes-tractaat met Maximiliaan, 1483, met verschillende memoriën van grieven van den bisschop, de Staten en de stad tegen elkander, 1477 e.v i
158 Lijst van de gelden, door de burgers van Utrecht verschuldigd aan de Hollandse tollen, [2e helft 15e eeuw]. Met authentieke afschriften van akten van de graven van Holland betreffende de toltarieven voor de burgers van de stad Utrecht d.d. 1316 en 1415, [15e eeuw] i
159 Verdrag tusschen de steden Naarden en Utrecht, waarbij aan de wederzijdsche burgers geleide wordt verleend, terwijl zij alleen voor hunne eigene schulden gearresteerd zullen worden, 1492 mrt. 15 i
160 Elect Frederik van Baden belooft de privilegiën der stad Utrecht te zullen onderhouden, 1496 nov. 8 i
161 Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Amersfoort, waarbij zij bepalen, dat voortaan bij heffing van ongelden door de Staten ter betaling van de schulden der steden, de stad Utrecht 2/3, de stad Amersfoort 1/3 zal hebben, evenals nu reeds het geval zal zijn met hetgene overschiet van het te heffen huisgeld, na betaling der 18.000 Rijnse guldens aan den heer van IJsselstein, 1499 jan. 18 i
162 Bul van paus Julius II, waarbij hij op de klacht van de stad Utrecht over de rechtspraak in wereldlijke zaken over hare burgers, die de aartsbisschop van Keulen als legatus natus van den paus zich aanmatigt, bepaalt, dat de burgers van Utrecht tegen hunnen zin in wereldlijke zaken niet voor den aartsbisschop zullen terechtstaan, en hen ontheft van de te dezer zake uitgesprokene excommunicatie, 1506 april 3 i
163 Paus Julius II belast den abt van Oostbroek en de dekens van den Dom en van Deventer met de uitvoering van zijne bul van denzelfden datum, waarbij hij de burgers van Utrecht ontheft van de rechtspraak in wereldlijke zaken van den aartsbisschop van Keulen, als legatus natus van den paus, 1506 april 3 i
164 Rooms-koning Maximiliaan en aartshertog Karel van Oostenrijk vergunnen den burgers van Utrecht, om volgens de oude tractaten weder in hunne landen van Holland en Friesland koopmanschap te drijven, welke vergunning hun onttrokken was, wegens hunne beweerde toevoer van levensmiddelen en hulp aan de Geldersen, 1507 okt. 3 i
165-165 Karel, koning van Castilië, verleent op verzoek der Staten van Utrecht aan alle ingezetenen van het Sticht Utrecht verlof, om in zijne landen handel te drijven, terwijl zij niet zullen mogen gearresteerd worden voor de soldij en de verteringen der ruiters tijdens het beleg van Utrecht voor dertig jaren, 1517. Met vidimussen van den officiaal van den bisschop, 1520
166-166 Karel, koning van Castillië, vergunt aan de ingezetenen van het Sticht Utrecht handel te drijven langs de rivier de Vecht voorbij de stad Weesp en het slot Muiden en ook door andere rivieren van zijne landen, en verbiedt hen op eenige wijze op te houden, zoo zij den gewonen tol betalen, 1517. Met vidimus van het Hof, 1632. In duplo
167 Elect Filips van Bourgondië bevestigt de privilegiën der stad, 1517 mei 19 i
168 De steden Utrecht en Schoonhoven geven aan hare wederzijdsche onderzaten vrijgeleide en beloven elkanders burgers niet te zullen arresteeren dan voor hunne persoonlijke schulden, 1521 mei 16 i
169 Minuut van een request aan keizer Karel V, houdende verzoek, dat de burgers van Utrecht volgens de oude gewoonte aan den tol van Schoonhoven huiden volgens verminderd tarief zullen mogen vertollen, niettegenstaande dit niet in hun tolprivilege vermeld staat, [1e helft 16e eeuw] i
170 Tolboeck van Scoenhoven ende van Gorinchem, register bevattende: tarieflijst van den tol te Schoonhoven; verschillende lijsten van tolvrije of tegen verminderd tarief te Gorinchem en Schoonhoven vertolde goederen van verschillende steden en landen; tarieflijst van den tol te Gorinchem. Afschrift, deels (het begin) door de Utrechtse stadsklerk Valentijn van der Voort, 1521 i
171 Elect Hendrik van Beieren bevestigt de privilegiën der stad, 1526 nov. 5
172 Ordonnantiën van den elect Hendrik van Beieren, houdende aanstelling van twee stadhouders, uitspraak over de oproeren en twisten in de stad en aanstelling van vier auditeurs voor de rechtspraak in wereldlijke zaken, 1526-1528. Afschriften door de stadsklerk i
173 De stad Utrecht belooft den keizer, als graaf van Holland, te zullen zorgen, dat geen water uit de Vecht door de verlaten aan de Nieuwersluis zal vloeien en maakt daartoe verschillende bepalingen over de inrichting en bewaking der sluis, 1527 juni 7 i
174 Commissie van den elect Hendrik van Beieren voor vier auditeurs, belast met de rechtspraak in wereldlijke, civile en crimineele zaken binnen de stad Utrecht, 1528 aug. 24 i
175 Akte, opgemaakt van de eedsaflegging door den graaf van Hoogstraten, als gevolmachtigde van den keizer, aan de Utrechtse burgerij, 1528 okt. 21 i
176 Landvoogdes Margareta verlengt den termijn, bij het octrooi, waarbij aan de stad Utrecht vergunning is verleend tot het houden eener loterij, voor het trekken daarvan gesteld, met acht dagen, 1529 aug. 25 i
177 Enno, graaf van Oost-Friesland, geeft aan de Utrechtse burgers en kooplieden vrijgeleide in zijne landen tegen betaling der gewone tollen, 1529 okt. 28 i
178 Verclaringhe (van den heer van Borgnival) opter difficulteyten gesproten uuyt der ordonnantie van die grave van Hoichstraten,, 1529 dec. 7 i
179 Ordonnantie van keizer Karel V op het bestuur der stad Utrecht, houdende tevens bevestiging van de hier ingelaschte voorloopige ordonnantie van den stadhouder van Hoogstraten d.d. 1528 okt. 31, 1530 mrt. 23 i
180 Plakkaat van keizer Karel V, houdende verbod der valsche zwarte penningen, met besluit tot het aanmunten van kleine witte penningen, genaamd Utrechtse duiten, ter waarde van 1 Vlaamse mijt of 1/48 stuiver, 1532 nov. 14 i
181 Keizer Karel V bevestigt de hier ingelaschte ordonnantie van den stadhouder, graaf van Hoochstraten d.d. 1532, waarbij de geschillen tusschen de vijf kapittelen en de stad Utrecht over den vrijdom der eersten van den wijn- en bieraccijns worden beslist, 1534 febr. 10 (?) i
182-182 Vonnis van den Grooten Raad van Mechelen in het geschil tusschen de stad Utrecht en Walraven heer tot Brederode over den tol, dien de heer van Brederode beweerde te hebben te Ameide, en de door de stad Utrecht gemaakte hoofden in de Lek: de heer van Brederode zal de burgers van Utrecht tolvrij te Ameide laten passeeren en hun betalen 933 pond 5 schellingen, als vergoeding voor de in 1516 gearresteerde goederen (onder afkorting van de vroeger geconsigneerde 48 pond 10 schellingen), bovendien 200 pond voor de gemaakte kosten ter opheffing van het arrest en de proceskosten, 1534. Met executoriaal, 1534
183 Plakkaat van keizer Karel V, houdende verbod van het dienstnemen bij andere vorsten zonder toestemming der landvoogdes, op straf van verlies van lijf en goed; uitgezonderd worden zij, die den bisschop van Munster willen helpen tegen de Wederdoopers, 1534 mei 3 i
184 Plakkaat van keizer Karel V, houdende herhaling van het verbod om binnen 1000 roeden van de poorten der stad Utrecht buiten de stadsvrijheid niet te mogen tappen op boete van 25 Carolusguldens, 1535 mei 22 i
185 Landvoogdes Maria beslist, dat bij hare uitspraak van 1539, waarbij de geestelijkheid tot betaling van den wijnaccijns wordt verplicht, het tarief daarvan geenszins veranderd en van de vierde kan op de vijfde kan gebracht is, 1540 jan. 24 i
186 Verdrag tusschen de steden Utrecht en Delft, houdende afschaffing van het recht van exue, 1541 juni 15 i
187 Verdrag tusschen de steden Utrecht en Dordrecht, houdende afschaffing van het recht van exue, 1541 okt. 19 i
188 Verzameling van stukken betreffende geschillen tusschen de stad Utrecht en den aartsbisschop van Keulen over den tolvrijdom der stad Utrecht op den Rijn te Keizersweerd, 1541-1546 i
189 Keizer Karel V bevestigt de Utrechtse burgers in het bezit van tolvrijdom te Werden en Tiel, zooals de burgers van Werden dien ook te Utrecht genieten, welke vrijheid hun geschonken was bij brieven van keizer Frederik I d.d. 1184 en van Rooms-koning Frederik II d.d. 1220, ca. 1541 juli 15 (?) i
190 Plakkaat van keizer Karel V, houdende amnestie voor hen, die zich zonder consent in vreemden krijgsdienst hebben begeven, als zij binnen veertien dagen terugkeeren, en verlof om daarna bij de keizerlijke troepen dienst te nemen, 1542 juli 7 i
191 Plakkaat van keizer Karel V tegen het opkoopen en uitvoeren uit de provincie Utrecht van graan van binnenlandsch gewas, 1545. Met bevelschrift van den keizer over hetzelfde onderwerp, 1545. Afschriften, gewaarmerkt door den griffier van het Hof i
192 Uitspraak van den Secreeten Raad te Brussel over eene klacht, door de stad Utrecht tegen het Hof van Utrecht ingebracht wegens handelingen in strijd met 's keizers ordonnantie en hare oude privilegiën, waarbij o.a. wordt beslist dat de inwoners der stadsvrijheid in eerste instantie zullen terechtstaan niet voor het Hof, maar voor de stad of voor hunne eigene gerechtsbesturen, 1546 okt. 27 i
193 Request van den magistraat aan het Hof, houdende klachten over den tollenaar te Utrecht, die van de door Utrechtse burgers ingevoerde goederen tol heft, hoewel ze niet voor wederuitvoer bestemd zijn, met apostil van het Hof, 1547 i
194 Akte van eedsaflegging van Filips, prins van Spanje, aan de stad Utrecht, en van het stadsbestuur aan den prins, 1549 okt. 4 i
195 Ordonnantie van keizer Karel V op het bestuur en de rechtspraak in de stad Utrecht (regeeringsreglement der stad, gewoonlijk genoemd: Costumen, usanten en politiën der stad), 1550 juli 5 i
196 Overeenkomst tusschen de steden Haarlem en Utrecht tot afschaffing van het recht van exue, 1555 juli 24 i
197 Keizer Karel V verbindt zich, om aan de stad Utrecht te restitueeren eene som van 24000 pond, waarvoor zij zich op zijn verzoek borg gesteld heeft bij den graaf van Conincstein ter zake van den aankoop door den keizer van de heerlijkheid van Agimont; bij gebreke van deze restitutie wordt aan de stad verzekerd eene erfrente van 2000 pond 's jaars, waarvoor verbonden wordt de opbrengst van de ketelgruit en van den achtsten penning van den wijnaccijns te Utrecht, 1555 okt. 24. Met quittantie van ontvanger-generaal voor de ontvangst der 24000 ponden, 1555 okt. 24 i
198 Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Schoonhoven tot afschaffing van het recht van exue, 1556 jan. 13 i
199 Akte, opgemaakt van de eedsaflegging van koning Filips II aan de drie Staten 's lands van Utrecht, en van de drie Staten aan hem. Afschrift, gewaarmerkt door de twee secretarissen der Staten, 1556 mrt. 18 i
200 Akte, gepasseerd voor het Hof van Utrecht, waarbij de Domscholaster verklaart zich te onderwerpen aan het mandement penaal, nadat hij getracht heeft Mr. Cornelis Lauwerman te doen verbieden, om school te houden alvorens geëxamineerd te zijn, 1559, met het besluit van het Domkapittel, om ten verzoeke van den Domscholaster en het Domus pauperum van St. Hieronymus Lauwerman voor het kapittel te doen dagvaarden, 1559 i
201-201 De stad Utrecht machtigt Jan van Groesbeeck tot het inwinnen van getuigenis in Gelre, Gulik en Kleef aangaande het recht, den burgers van Utrecht toekomende aan de tollen der aartsbisschoppen van Keulen, Mainz en Trier en in de landen van Gulik, Kleef en Gelderland, 1561. Met verklaringen, ten verzoeke van Groesbeek afgelegd voor het gerecht van Wezel en Emmerik, houdende dat de schippers dier steden met het stadsteeken altijd tolvrij varen voorbij verschillende Kleefse en Gelderse tollen, 1561
202 Koning Filips II geeft aan de stad Utrecht in erfpacht de nieuw opgerichte waag te Vreeswijk, 1562 mei 13 i
203 Accoord, getroffen door tusschenkomst van gedeputeerden der landvoogdes in het geschil tusschen Hendrick tot Brederode, heer van Vianen, en de stad Utrecht over het recht der stad, om zonder consent van den heer van Brederode de derde sluis en eene kraan te maken aan De Vaart (Vreeswijk), 1562 nov. 26. Met akten, waarbij Heynrick heer tot Brederode aan de stad Utrecht opdraagt zijne helft van de kraan op den Lekdijk bij Vreeswijk (waarvan de wederhelft, door hem vroeger van den vorst van Utrecht te leen gehouden, reeds aan de stad is overgedragen), met beding van lossing, zoodra hij 2000 Carolusguldens terugbetaalt, 1562 nov. 26; waarbij koning Filips II de stad beleent met de helft der kraan op den Lekdijk bij Vreeswijk, hem daartoe opgedragen door heer Henrick tot Brederode, onder beding van lossing, zoodra de heer van Brederode aan de stad Utrecht 2000 Carolusguldens betaalt, 1562 dec. 28; en waarbij heer Henrick tot Brederode quittantie geeft voor de ontvangst van 2000 Carolusguldens van de eerste kameraar der stad Utrecht, 1562 nov i
204 Overeenkomst tusschen de steden Utrecht en Leiden tot opheffing van het recht van exue, 1565 juli 13 i
205 Instructie en procuratie voor den advocaat en den procureur der stad in het proces van den Procureur-generaal tegen de stad Utrecht over de houding van het stedelijk bestuur in 1566 tegenover de Gereformeerden, 1569 i
206 Brief van Requesens aan de stad Utrecht, houdende bericht, dat de koning de sententie van 1570 voorloopig buiten werking heeft gesteld, 1574, met een brief van den hertog van Alva aan Amsterdam, houdende belofte van goede behandeling voor de steden, die zich onderwerpen. Afschriften i
1.3. Inrichting van het stedelijk bestuur, naamlijsten van de burgers
1.4. Rechtspraak van de raad
1.5. Financiën
1.6. Publieke werken
1.7. Verbonden en zoenen betreffende oorlogen en veten
1.8. Geschillen en processen betreffende de handel
1.9. Geschillen met het garnizoen van de stad
1.10. Politietoezicht op verschillende zaken
1.11. Stukken betreffende de stad Utrecht als lid van de Statenvergadering
1.12. Verschillende stukken, in het Stadsarchief gedeponeerd
2. Archief van de kameraars
3. Archief van de schepenbank
4. Stukken afkomstig uit de Utrechtse Landskist
5. Stukken van particuliere aard
laatste wijziging 29-08-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Bijlage
Regesten
laatste wijziging 29-08-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1122-1577
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Auteur:
S. Muller Fz.
Datering toegang:
1893
Datering bewerking:
1993, 2006, 2015, 2019
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Rechtstitels voor 1962, passen niet direct in de Archiefwet van 1962 of 1995
Omvang:
40 m (stukken) en 11 m (charters)
Licentie:
CC BY 4.0 Creative Commons (CC BY 4.0)
Rubrieken:
Categorie:
laatste wijziging 29-08-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
 
 
 
popup logo Archiefstuk reserveren

Originelen inzien? Plan dan hier uw studiezaalbezoek in.