Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795

702 Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
Inventaris
4. Archief van de aalmoezenierskamer, 1627-1795 (1796)
702 Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795
Inventaris
4.
Archief van de aalmoezenierskamer, 1627-1795 (1796)
N.B. De bedeeling der huiszittende armen van alle gezindheden (vergelijk Vroedschapsresoluties d.d. 6 augustus 1627) had na de reformatie plaats door diakenen der Hervormde gemeente. Daar de Katholieken echter klaagden over partijdigheid en daarom hunne aalmoezen onttrokken (Kronijk van het Historisch Genootschap 1859., p. 95. Vroedschapsresoluties d.d. 6 augustus 1627), besloot de Vroedschap na langdurige beraadslagingen (Vroedschapsresoluties d.d. 15 mei, 6, 27 augustus 1627) de armenzorg der diakenen te beperken tot de armen der Hervormde gemeente en eene stedelijke commissie, bestaande uit leden van verschillende godsdienst, te belasten met de bedeeling der andere armen. Den 26 mei 1628 besloot de Vroedschap, dat de commissie, die deze zaak had voorbereid, de leden van de nieuwe armencommissie zou benoemen. Den 1 september 1628 werd daarop, nadat de aanstelling had plaats gehad, de instructie der commissie vastgesteld. De stad en vrijheid zouden in zestien kwartieren verdeeld worden. De commissie zou bestaan uit 17 leden (de 17de was boekhouder). Zij zou jaarlijks voor de helft aftreden en aangevuld worden door de Vroedschap uit een door de kamer zelf opgemaakt dubbeltal. De commissie zelve verkoos uit haar midden den boekhouder, die met het beheer der gelden belast was. De commissie zou eenmaal 's weeks vergaderen, wanneer de bedeeling wenschenden zich in persoon moesten aanmelden. Personen die geen vier jaar te Utrecht gewoond hadden, hadden geene aanspraak op bedeeling. De boekhouder zou jaarlijks rekening doen aan de commissie. Nadrukkelijk werd aangedrongen op een geregeld overleg met de Diakonie en de Armennoodhulp, en op gelijkheid in getal van de Katholieke en Hervormde leden der commissie.
Bij ordonnantie van 17 oktober 1628 (Van de Water, Placaatboek III, p. 529) werden als inkomsten der kamer aangewezen wekelijksche collecten in de buurten en boeten voor het laten aanzeggen van sterfgevallen, het doen luiden voor dooden, het geven van geld aan de buren bij begrafenissen, het te laat komen in de kerken met lijken en voor het houden van gildenmaaltijden. De samenwerking met de Katholieken verviel weldra: in 1637 bedankten alle Katholieke leden der Commissie en werd besloten, voortaan alleen Hervormden te benoemen (Vroedschapsresoluties d.d. 27 september 1637, 14 augustus 1638): voortaan werden alleen bedeeld personen die geene lidmaten der hervormde kerk waren, terwijl de Katholieken eene eigene aalmoezenierskamer oprichtten (Vroedschapsresoluties d.d. 28 juli 1674, vergelijk 22 oktober 1770, 1 maart 1771, zie echter reeds 20 april 1629). De aansluiting bij de Diakonie bleef echter nauw: bij de ampliatie der instructie d.d. 10 maart 1643 werd nogmaals op nauw verband met de Diakonie aangedrongen en daartoe de kwartieren der Diakonie aan die der Aalmoezenierskamer gelijk gemaakt. Den 21 augustus 1648 werd besloten, dat jaarlijks twee personen meer zouden voorgedragen worden, uit wie de Vroedschap een scriba der kamer zou kiezen, doch 15 augustus 1653 (zie ook 22 januari 1666) werd een vaste scriba voor de Aalmoezeniers- en Ambachtskamers aangesteld. Sedert 4 februari 1661 werd de boekhouder der kamer jaarlijks door Burgemeesteren uit de Vroedschap gekozen, en 31 augustus 1663 besloot de Vroedschap jaarlijks twee commissarissen uit haar midden in de kamer af te vaardigen.
Den 28 juli 1674 (Van de Water, Placaatboek III, p. 566) werd de Aalmoezenierskamer opgeheven en vervangen door eene commissie van acht leden, door de Burgemeesters uit de regeering en de burgerij gekozen, de bedeeling dezer commissie werd geregeld bij reglement van 6 november 1675 (Van de Water, Placaatboek III, p. 570). Den 20 februari 1688 (Van de Water, Placaatboek III, p. 572) werd eene nieuwe ordonnantie gemaakt, waarbij besloten werd, dat de commissie onder toezicht van Burgemeesteren zou bestaan uit een boekhouder en twee gecommitteerden uit de Vroedschap, acht gecommitteerden uit de burgerij (die elk twee kwartieren zouden bedeelen) en de drie Noodhulpmeesters. Den 15 februari (vergelijk 26 februari 1753) besloot de Vroedschap nog, dat de boekhouder steeds eerst een jaar commissaris uit de Vroedschap in de kamer zou zijn. De rekening werd jaarlijks opgenomen in tegenwoordigheid van 2 commissarissen uit de Vroedschap (Vroedschapsresolutie 23 oktober, 20 november 1752). De zondagsche collecten en de uitkeering voor het aanzeggen der sterfgevallen werden nader geregeld op 14 september 1629 en 11 april 1659. Behalve extraordinaire collecten (b.v. Vroedschapsresolutie 26 januari 1684) werden nog de volgende inkomsten aan de kamer verzekerd: 19 november 1683 de opbrengst van het poortgeld, 27 mei 1715 en 18 oktober 1728 eene uitkering voor het trouwen met gehuurde koetsen, 11 januari 1734 eene uitkering voor het zetten van sluitboomen op de straten ten behoeve van zieken en 4 juni 1748 de opbrengst der posterij en de pacht van de verhoogde turfaccijns.
De commissie vergaderde aanvankelijk in de Hopliedenkamer in de Teelingstraat, sedert 12 januari 1629 in de reventer van het St. Brigittaklooster.
Regesten
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1577-1795
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het stadsbestuur van Utrecht 1577-1795
Auteur:
S. Muller Fz.
Datering toegang:
1890
Datering bewerking:
1993, 2016
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Rechtstitels voor 1962, passen niet direct in de Archiefwet van 1962 of 1995
Omvang:
342 m