Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795

702 Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
Inventaris
7. Archief van het gerecht, 1597-1795 (1811)
N.B. Het satisfactieverdrag van 9 oktober 1577 (Van de Water, Placaatboek I, p. 47) bepaalde in art. 7, dat de stadhouder jaarlijks uit de veertig nieuwbenoemde raden zou kiezen de schepenen (als vanouds twaalf in getal). Dit bleef onveranderd, totdat in 1584 eene vroedschap werd opgericht,. De daarover handelende ordonnantie (Van de Water, Placaatboek III, p. 94) bepaalde in art. 8, dat de aftredende schepenen jaarlijks een dubbeltal, bestaande uit henzelven en twaalf anderen uit de Vroedschap of uit de burgerij, aan den stadhouder zouden aanbieden, die daaruit de keuze zou doen. In 1585 werd de oude manier van schepenkeur hersteld. De ordonnantie op de Vroedschap van 1618 (Van de Water, Placaatboek III, p. 98) bepaalde in artikel 9, dat de Vroedschap jaarlijks een dubbeltal, uit haar midden of uit de burgerij, zou opmaken, waaruit de stadhouder de schepenen zou kiezen (sedert 16 september 1619 met recht van continuatie van eenige aftredenden buiten de nominatie: Van de Water, Placaatboek III, p. 98). Bij resolutie van 21 september 1624 besloot de Vroedschap voortaan het woord 'buytenschepen' niet meer te gebruiken en de keus der schepenen zoowel binnen als buiten de Vroedschap geheel vrij te laten.
Bij Vroedschapsresolutie van 22 mei 1651 werd de magistraatskeur aan de Vroedschap zelve gebracht. Het regeeringsreglement van 1674 eischte weder eene nominatie van een dubbeltal, door Burgemeesters, Schepenen en Raden aangeboden aan den Stadhouders, die daaruit de keus der schepenen zou doen. Den 13 april 1702 werd de regeling van 1651, den 30 september 1747 die van 1674 hersteld. Deze laatste bleef bestaan tot 1795 toe, ook het regeeringsreglement van 1785 veranderde ten dezen niets.
Voorzitter der schepenbank was de schout, later meestal hoofdofficier genoemd. Deze werd sedert 1584 (het satisfactieverdrag van 1577 zwijgt over dit punt) steeds voor zijn leven aangesteld door den stadhouder uit eene nominatie van drie personen, door de Staten ingediend (Instructie der stadhouders d.d. 1584, 1588, 1590 art. 15, 16, 18, bij: Van de Water, Placaatboek I, p. 159, 161, 164).
Den 2 februari 1659 besloten de Staten echter, dat de Vroedschap van Utrecht alleen een persoon zou presenteren, dien de Staten dan zouden benoemen, hetgeen door de stad werd opgevat als een recht van aanstelling der stad (Resoluties van de Staten van Utrecht d.d. 2 en 23 februari 1659. Vroedschapsresoluties d.d. 10, 24 februari 1659, allen bij: Van de Water, Placaatboek III, p. 208, 209. Vergelijk de resoluties van 1631: Placaatboek III, p. 204). Het regeeringsreglement van 1674 (Van de Water, Placaatboek I, p. 171) gaf den stadhouder het recht van aanstelling van den schout zonder eenige nominatie. In 1702 werd de toestand van 1659 hersteld, doch bij de Vroedschapsresoluties van 15 en 21 november 1703 werd besloten, dat de Vroedschap het schoutambt steeds voor drie jaren aan een lid der Vroedschap zou vergeven, terwijl de aftredende schout niet dadelijk herkiesbaar zou zijn (Van de Water, Placaatboek III p 211). In 1747 werd echter de bepaling van het regeerings- reglement van 1673 weder ingevoerd, die van kracht bleef tot 1795 toe.
De hoofdofficier had sessie in de Vroedschap. In 1610 werd dit tijdelijk veranderd (Van de Water, Placaatboek III, p. 210). Uit art. 5 der Ordonnantie van 1618 leidde men af, dat de schout voortaan geene sessie meer hebben zou, en hij bleef afwezig totdat prins Willem IV in januari 1749 den toenmaligen schout deed zitting nemen (Missive van eenige leden der Vroedschap aan den Prins d.d. 1 mei 1749, in: Bijdragen en Mededelingen van het Historsich Genootschap I, p. 405, 415, 416, 417). Sedert 12 oktober 1751 geschiedde dit echter, na het protest van de minderheid der Vroedschap, niet meer. Bij vacature van het schoutambt nam de 1ste Burgemeester het tijdelijk waar, volgens privilege van bisschop Jan van Virnenburg d.d. 1366 (vgl Van de Water. Placaatboek III, p. 210). De schout had eenen substituut, die benoemd werd door de Vroedschap op voordracht van den Schout, later door den Stadhouder, denkelijk krachtens het regeeringsreglement van 1674, dat evenwel zulks niet zegt (Van de Water, Placaatboek III, p. 221). In de Vroedschapsresolutie van 5 april 1673 worden 'de twee substituit-schouten' vermeld.
Er was een secretaris van het gerecht. Bij Vroedschapsresolutie van 4 januari 1656 werden twee secretarissen van het gerecht aangesteld (Vroeger was dit een enkele maal tijdelijk geschied, om de opvolging van den tweeden secretaris te verzekeren). De aanstelling berustte bij de Vroedschap, in 1674 deed de stadhouder de benoeming. De Ordonnantie van 1550 bevatte in hoofdstuk IV de instructie van den secretaris (Van de Water, Placaatboek III, p. 343). De Vroedschap stelde op 22 september 1651 eene nieuwe instructie vast (Van de Water, Placaatboek, p. 263), die geampliëerd werd op 11 december 1665 (Van de Water, Placaatboek, p. 264). Reeds in de middeleeuwen wordt een substituut-secretaris van het gerecht vermeld, zijne instructie werd door de Vroedschap vastgesteld 22 december 1651 (Van de Water, Placaatboek III, p. 263). Sedert 1656, toen een tweede of mede-secretaris werd aangesteld, wordt de substituut-secretaris niet meer vermeld.
Den 11 mei 1685 werd besloten tot aanstelling van eenen adjunct-secretaris, voor wien 18 mei eene instructie werd vastgesteld (Van de Water, Placaatboek III, p. 264). Het schijnt echter, dat dit ambt niet werder vervuld werd, toen de titularis in 1691 tot secretaris opklom. In de Ordonnantie van 1550 (art. II) wordt ook een klerk van den secretaris vermeld, de instructie van 1651 noemt (art. 2) 'alle de clercquen van den secretaris.' De secretaris moest zijnen substituut en zijne klerken zelf betalen, doch het gerecht beëedigde hen, de adjunct-secretaris ontving alleen emolumenten.
De volgende inv.nrs. zijn in bruikleen overgenomen van het rijk, als behoorende tot het oude schepenarchief der stad, in 1811 aan het rijk overgedragen. Ook de overige inv.nrs. van deze afdeeling bij beschikking van de Minister van BZ 23 juli 1890 KW 1545: inv.nrs. 2242, 2244-2251, 2253-2254, 2257, 2260-2853, 2855-2870, 2872-3206, 3208-3248, 3250-3293, 3297-3300, 3302-3320, 3322-3329, 3331-3343 en 3345-3357.
7.1. Criminele rechtspraak
7.1.1. Algemeen
2110 Stukken, overgelegd door Peter Hendrickss. Beulingh ter zijner verdediging tegen den eisch van den schout wegens ontduiking van den impost op het uitgaande bestiaal, 1669
702 Stadsbestuur van Utrecht 1577-1795
Inventaris
7. Archief van het gerecht, 1597-1795 (1811)
7.1. Criminele rechtspraak
7.1.1. Algemeen
2110
Stukken, overgelegd door Peter Hendrickss. Beulingh ter zijner verdediging tegen den eisch van den schout wegens ontduiking van den impost op het uitgaande bestiaal, 1669
Datering:
1669
Omvang:
1 pak
Regesten
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1577-1795
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het stadsbestuur van Utrecht 1577-1795
Auteur:
S. Muller Fz.
Datering toegang:
1890
Datering bewerking:
1993, 2016
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Rechtstitels voor 1962, passen niet direct in de Archiefwet van 1962 of 1995
Omvang:
342 m