De grote gebeurtenis in de 18e eeuw was de bouw van een nieuwe kerk. De kerk in de Strosteeg begon te vervallen, met het gevolg dat de kerkeraad in 1736 besloot een bouwcommissie te benoemen om geld bijeen te brengen *  . Men kreeg opnieuw steun van buitenlandse vorsten. Vooral de koning van Denemarken, Christiaan VI, liet zich niet onbetuigd; de door hem toegestane collecte in zijn gebied bracht bijna f 3000,-op. Maar ook in eigen land werd voor de bouw van de kerk gecollecteerd. Het stadsbestuur was de Luthersen beter gezind dan vroeger; het stond namelijk de voormalige kapel van de Franciscaner zusters in de Romerburger- of Hamburgerstraat, het zogenaamde Brandolykerkje, aan hen af. De Lutheranen mochten deze kapel tot kerk verbouwen en als zodanig in gebruik nemen, mits zij er de dienst op stille wijze, zoals tevoren, zouden uitoefenen. De gemeente kocht hierbij enige huizen in de Hamburgerstraat aan en de stal van notaris Vlaer, die onder de toren van de westelijke gevel van het huis gevestigd was *  . Dat laatste was niet zo eenvoudig; pas na ontvangst van een verzoek van de Lutherse gemeente dwong de vroedschap de notaris van zijn stal afstand te doen. Op 28 november 1745 kon de nieuwe kerk worden ingewijd. Met een korte onderbreking in 1825, toen men wegens uitgebreide herstelwerkzaamheden tijdelijk diensten hield in de Geertekerk, heeft de gemeente in het gebouw aan de Hamburgerstraat haar erediensten gehouden. Achter de kerk werd, waarschijnlijk nog in de 18e eeuw, de consistoriekamer gebouwd, die in 1863 geheel werd verbouwd *  .

Het orgel werd in 1880 vervangen door een nieuw *  . Op de hoek van de Hamburgerstraat en Lange Nieuwstraat kon in 1926 een wijkgebouw worden ingericht *  . In het noorden van de stad, aan de Réaumurlaan, werd de zogenaamde Lutherkapel gebouwd.