Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Gemeentelijke distributiedienst te Utrecht

778 Gemeentelijke distributiedienst te Utrecht

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
Algemeen
De Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd
Het Centraal Distributiekantoor (C.D.K.)
778 Gemeentelijke distributiedienst te Utrecht
Inleiding
Geschiedenis
Het Centraal Distributiekantoor (C.D.K.)
Was de taak van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd vooral organiserend van aard, het Centraal Distributiekantoor (C.D.K.) werd belast met de technische uitvoering van de distributiemaatregelen.
Nederland werd ingedeeld in 479 distributiekringen, die elk een of meer gemeenten omvatten, met aan het hoofd een burgemeester (bij één gemeente) of commissie van burgemeesters (bij meerdere gemeenten). *  Een voorlopige, doch gedetailleerde instructie hadden de burgemeesters in april 1939 ontvangen, zodat een aanvullende uiteenzetting voldoende zou zijn om direct volgens richtlijnen uit Den Haag te handelen. Op het financiële vlak werd besloten, dat het Rijk 85 pct. van de kosten van de distributiediensten aan de gemeentebesturen zou vergoeden.
De algemene leiding van het C.D.K. had W.L. Groeneveld Meijer, de dagelijkse leiding S. de Hoo. *  Groeneveld Meijer werd eind 1940, verdacht van tegenwerking, op last van de Duitsers ontslagen en opgevolgd door De Hoo, die zich in die positie niet afkerig toonde van medewerking met de Duitse autoriteiten. In juni 1944 werd De Hoo vervangen door J.G. Japikse (als plaatsvervangend directeur), die in juni 1945 op zijn beurt afgelost werd door E.C. van Noordwijk (waarnemend directeur), totdat in januari 1947 Japikse definitief tot directeur benoemd werd. * 
Er waren drie afdelingen bij het C.D.K.:
1. Algemene Zaken onderhield contacten met het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid en de Centrales. Verder werden hier de beschikkingen, persberichten en instructies voor de distributiediensten geredigeerd en ressorteerde het Bureau Controle Overtredingen onder deze afdeling.
2. Bij de afdeling Administratie werd al het cijfermateriaal over de distributie verzameld en verwerkt.
3. De derde afdeling tenslotte behandelde de financiële kwesties en de bevoorrading van de winkeliers.
Voorts waren er nog enkele buitendiensten op het gebied van voorlichting, inspectie en financieel advies.
Het C.D.K. was gevestigd in de Louise Henriëttestraat in Den Haag, met bijkantoren in Gennep en Hattem. Tijdens de Bezetting, in mei 1943, werd het C.D.K. overgeplaatst naar Zwolle *  , omdat een deel van Den Haag tot 'Sperrgebiet' werd verklaard in verband met de bouw van verdedigingswerken in de dicht bij de zee gelegen stadsdelen; in maart 1945 volgde weer de verhuizing naar Den Haag. * 
Het distributiesysteem was gebaseerd op een bonnenstelsel dat zich vanaf de consument uitstrekte tot de fabrikant of groothandelaar. Elke inwoner had een distributiestamkaart ontvangen op grond waarvan men periodiek bonkaarten kreeg uitgereikt bij de distributiekantoren. De detaillisten ontvingen bij verkoop van distributieartikelen de daarvoor aangewezen bonnen van de consument, plakten deze bonnen vervolgens op de daartoe bestemde opplakvellen en leverden deze in bij de distributiekantoren, waarna ze een ontvangstbewijs tekenden. Een ambtenaar van het kantoor controleerde de juistheid van de ontvangstbewijzen en boekte de gegevens in een verzamelstaat. Aan het eind van de zitdag werden de opplakvellen, ontvangstbewijzen en verzamelstaten naar het C.D.K. gezonden. Hier werden op basis van de ontvangen gegevens de toewijzingen uitgeschreven die weer naar het distributiekantoor gestuurd werden voor uitreiking aan de detaillisten. Deze laatsten waren gerechtigd om de toewijzingen te zenden aan een door hen te bepalen leverancier en ontvingen van hem de bestelde goederen met een geleidebiljet. Een grossier kon alleen nieuwe voorraad bij een fabrikant krijgen tegen overlegging van verzameltoewijzingen met grote coupure, die hij bij het plaatselijke distributiekantoor ontving tegen afgifte van de door de detaillist afgestane toewijzingen. De fabrikant tenslotte kreeg de grondstoffen door de Centrales toegewezen, in overeenstemming met de van de grossier ontvangen toewijzingen. De hoeveelheid van een product was op deze manier dus in elke schakel van het distributieproces vastgelegd, zodat niemand méér kon krijgen dan waarop zijn of haar bon of toewijzingen recht gaf.
De toenemende schaarste (met name als gevolg van het op grote schaal roven van grondstoffen en producten door de Duitsers) tijdens de bezettingstijd had tot gevolg, dat steeds meer goederen 'op de bon' kwamen. *  In 1944 waren de goederen zelfs zo schaars, dat er nauwelijks meer iets te verdelen overbleef. Door de stijgende prijzen (en daling van de reële lonen) konden bovendien steeds minder mensen de benodigde distributieartikelen aanschaffen. Velen gingen er noodgedwongen toe over om bonnen voor relatief dure levensmiddelen te verkopen en daardoor goedkope levensmiddelen extra te kunnen aanschaffen. De opzet van de distributie - rechtvaardige verdeling van de aanwezige producten - werd geleidelijk door de praktijk achterhaald. Na de bevrijding kwamen steeds meer goederen ter beschikking, zodat langzamerhand de omvang van de distributiemaatregelen verminderde.
Naast hun gewone taak moesten de distributiediensten ook zorgen voor een zogenaamde 'rampploeg' (in de gemeente Utrecht bestaande uit 18 ambtenaren). Deze ploeg diende zich na een bombardement op eerste waarschuwing te verzamelen in een in de omgeving van de ramp aangewezen lokaal, om ten behoeve van de slachtoffers vergunningen te verstrekken voor distributieartikelen. *  Verder werden de distributiediensten in september 1945 belast met werkzaamheden verbonden aan de omwisseling van bankbiljetten in verband met de geldsanering. Van 19 tot en met 25 september kon tot een bedrag van 10 gulden per persoon 'nieuw geld' worden ingewisseld. Aan ieder gezinshoofd werd bovendien tegen inlevering van een bon van de brandstoffenkaart een zogenaamde 'geldkaart A' verstrekt. Deze kaart moest men gebruiken om bij de banken het resterende geld te kunnen storten. * 
De distributiedienst te Utrecht
Archief en inventarisatie
Addendum
Literatuuropgave
Bijlagen
1. Lijst van goederen aangewezen als distributiegoederen
2. Lijst van goederen aan de distributie onttrokken
N.B. Met ingang van 27 november 1949 werd de uitvoering van de distributiebepalingen van brandstoffen toegewezen aan het Rijkskolenbureau, De plaatselijke distributiediensten hadden er vanaf die datum geen bemoeienis meer mee. Een soortgelijke regeling werd getroffen met betrekking tot de distributie van koffie. Met ingang van 26 november droeg het Bedrijfschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten de zorg voor de distributie.
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1939-1950
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de gemeentelijke Distributiedienst te Utrecht (1937) 1939-1950 (1952)
Auteur:
J.J. Vaessen, met aanvulling door J.N. van der Meulen
Datering toegang:
1983
Datering bewerking:
2014
Openbaarheid:
Voor de inv.nrs. 58, 229-239, 242-243, 245, 247-250, 255-259 en 261-263 geldt een openbaarheidsbeperking van 75 jaar.
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
5,6 m zuurvrije dozen
Bijzonderheden:
Vanwege digitaliserering is een gedeelte van dit archief tijdelijk niet raadpleegbaar.
Thema trefwoorden: