Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Op 14 augustus 1858 wordt aan H.A.J. van Lokhorst, A. Blondot, C. van der Elst en W.C. Brade onder voorlopige voorwaarden een concessie verleend, deze concessie wordt bij beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken van 20 mei 1859 nr. 170 definitief. In overeenstemming met de concessievoorwaarden wordt op 20/29 februari 1860 de Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij (NCS) opgericht, gevestigd te Amsterdam en goedgekeurd bij Koninklijk Besluit nr. 66 van 27 maart 1860. Het doel van de maatschappij is het tot stand brengen en exploiteren van een spoorweg van Utrecht naar Zwolle. De NCS exploiteerde de lijnen Utrecht-Zwolle, Zwolle-Kampen, Soesterberg-Baarn (eigendom van de Utrechtse Lokaalspoorweg-Maatschappij), Nijkerk-Barneveld-Ede (eigendom van Spoorwegmaatschappij "De Veluwe"), Utrecht-Zeist, De Bilt-Zeist, Nunspeet- Elburg-Hattem, met zijtak Wezep-De Zande (allen eigendom Nederlandsche Buurtspoorweg-Maatschappij) en Zwolle-Blokzijl (eigendom van Zwolle-Blokzijl).
Vanwege de tegenvallende resultaten van de exploitatie van de lijnen begint de NCS in de jaren 1883-1885 onderhandelingen te voeren met de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (MESS), de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HSM) en de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) over de overname van de exploitatie van de spoorlijnen Utrecht-Zwolle en Zwolle-Kampen. Deze onderhandelingen hebben geen resultaten. Maar in 1885 koopt de NRS de meerderheid van de aandelen uit angst dat de concurrentie de exploitatie in handen zou krijgen. In 1890 krijgt de MESS de aandelen van de NCS in handen door de overname door de MESS van de NRS. De directeur van de MESS wordt tevens directeur van de NCS. Na deze overname gaat de NCS zich concentreren op de exploitatie van lokaalspoorwegen. Door de financiële gevolgen van de mobilisatie ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog gaat de NCS met ingang van 1 januari 1917 een belangengemeenschap aan met de MESS. Aldus sluit de NCS zich aan bij de in 1916 gesloten belangengemeenschap tussen de HSM en de MESS. Per 1 januari 1919 neemt de MESS de exploitatie over van alle NCS-lijnen, ook van de lokaalspoorlijnen. Op 23 mei 1934 wordt de maatschappij in een Algemene Vergadering van Aandeelhouders ontbonden. De eigendommen komen in handen van de Staat der Nederlanden.