Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Utrechtse Chemische Club (U.C.C.)

1163 Utrechtse Chemische Club (U.C.C.)

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De Utrechtsche Chemische Club is opgericht op 15 december 1929. Tot de oprichting was besloten door een aantal eerstejaars-chemici aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Alle in 1929 aangekomen studenten in de chemie konden er lid van worden. Het doel van de vereniging was het behartigen van de belangen van de studenten in de chemie te Utrecht. Volgens artikel 3 van de statuten kon dit gebeuren door: - het bijbrengen en bevorderen van de kennis van chemisch wetenschappelijke en praktische aard; - het bevorderen van een gezellig verkeer tussen de chemici onderling. Werkend lid konden studenten zijn die het doctoraal examen nog niet hadden afgelegd. In het begin werden er wekelijks bij leden thuis bijeenkomsten belegd, waarbij chemische onderwerpen werden besproken en waarna vervolgens bridgedrives werden gespeeld. In 1931 werd de vereniging opengesteld voor dames-chemici. Een eveneens in dit jaar opgerichte gezelligheidscommissie hield zich bezig met het organiseren van excursies, toneelvoorstellingen en muziekuitvoeringen. In de jaren dertig zijn de Utrechtsche Chemische Club en de Philosophische Faculteit van het Utrechtsch Studenten Corps een samenwerkingsovereenkomst aangegaan, ter behartiging van de belangen van de chemische studenten onder de leden van de Philosophische Faculteit. Begin 1943 werd door de Duitse bezetter een verbod ingesteld op studentenorganisatie, waaronder de UCC.
In de jaren zestig en zeventig wilde de UCC bevorderen dat studenten meer betrokken raakten bij de invulling van hun studie én bij de maatschappij. Er waren een paar speerpunten voor de vereniging: het eerste jaar, de practica en de Chemiewinkel.
De UCC vond het belangrijk dat de nieuwe eerstejaars-studenten op de subfaculteit goed opgevangen werden en elkaar leerden kennen. In september 1975 nam de UCC daarom het initiatief om de opvang van eerstejaars-studenten te realiseren door mentorgroepen in te stellen. In eerste instantie waren deze mentorgroepen bedoeld voor de sociale opvang en de gezelligheid. Daarnaast kon een mentor helpen de eerstejaars wegwijs te maken in de subfaculteit, in de studie enz. Vanaf 1976 werden introductie en mentorgroepen georganiseerd door de Introductiecommissie van de subfaculteit waaraan ook de UCC meewerkte.
De practica vormden een belangrijk onderdeel van het tweede jaar. Op deze practica was nogal wat kritiek. De inhoud bestond grotendeels uit een aantal standaardproeven, waarbij wel een techniek werd geleerd, maar die verder geen enkel nut had. Er werd vrijwel altijd alleen gewerkt, de beoordeling was vaak ondoorzichtig en het verschilde soms sterk per assistent. Ook de voorlichting over de practica door de subfaculteit liet te wensen over. De UCC probeerde op deze kritiekpunten verbeteringen aan te brengen. Zo werden er voorlichtingsbijeenkomsten over de practica gehouden voor alle tweedejaars. Op het analytisch practicum kregen de studenten de mogelijkheid om zelf onderwerpen in te dienen voor de proeven.
De Chemiewinkel Utrecht werd gevormd door een groep van zo’n 25 oudere- en jongerejaars studenten en wetenschappelijk medewerkers, die onderzoek wilden doen naar arbeidsomstandigheden en milieuverontreiniging op aanvraag van o.a. actiegroepen en bedrijfsledengroepen van de vakbond. Veelal beperkte het zich tot literatuuronderzoek, omdat de mogelijkheden voor praktisch onderzoek voor de chemiewinkel beperkt waren.
De Utrechtse Chemische Club beleefde in de jaren zeventig en tachtig zijn meest roerige tijd. In die jaren werd door de studenten van de UCC een tot dan toe gematigde houding verlaten en vierden politieke protesten en acties hoogtij, hetgeen uiteindelijk het einde van de UCC zou betekenen. Door het in de loop van de jaren groeiende politieke karakter verloor de UCC veel van zijn aanhang en werden nog maar weinig van de oorspronkelijk studiegerelateerde activiteiten ontplooid. Binnen de studie scheikunde was nauwelijks nog iets wat studenten, buiten de practica, in grotere groepen samenbracht.
Nieuwe initiatieven waren nodig. Al in 1982 werd dan ook de basis gelegd voor wat zou uitgroeien tot de Utrechtse Scheikundige Studentenvereniging “Proton”. Een groep studenten die voortkwam uit de eerste lichting tweede-fase studenten begon in die tijd met het organiseren van enkele feesten voor scheikundestudenten en ontwikkelde vervolgens het plan om tegen gereduceerde prijzen grote hoeveelheden studieboeken in te kopen. Een initiatief dat in goede aarde en dat door het faculteitsbureau van harte werd ondersteund. Een startkapitaal werd ter beschikking gesteld en de naam “Proton” werd geïntroduceerd om deze groep studenten aan te duiden. In 1984 werd de eerste boekenbeurs door Proton georganiseerd. Door lidmaatschapsgeld te vragen werd meteen een Protonkas gecreëerd voor het financieren van de feesten. Een tweede groep studenten was bezig met het opzetten van de Chemograaph, een maandelijkse uitgave, die zou uitgroeien tot het verenigingsblad van de U.S.S. Proton en het faculteitsblad voor studenten en medewerkers. Deze groep studenten probeerde scheikundestudenten op de hoogte te brengen van onderwerpen die leefden binnen de faculteit, de faculteitsraad en het bestuur.
Op 14 juli 1986 werd de Utrechtse Scheikundige Studentenvereniging "Proton" officieel opgericht. Bij de oprichting was speciale aandacht besteed aan artikel 12 uit het huishoudelijk reglement met de strekking dat vertegenwoordig(st)ers van de vereniging namens de vereniging geen uitspraken kunnen doen over zaken waar mogelijkerwijs verdeeldheid over zou kunnen bestaan onder de leden. Gezien het politieke karakter van de UCC en de desastreuze gevolgen hiervan was het de bedoeling van het oprichtingsbestuur van de U.S.S. Proton om met een dergelijk artikel te voorkomen dat de vereniging aan politieke ruzies ten onder zou gaan.
Het archief van de Utrechtsche Chemische Club is in 1989 geschonken aan het Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, zonder contract of verdere documentatie. In 1996 is het door het IISG aan het Rijksarchief Utrecht overgedragen. Bij de inventarisatie is ervoor gekozen om een tamelijk groot aantal stukken onder te bren-gen in de rubriek 'Documentatie'. Het betreft veelal stukken die in het UCC-archief zijn terechtgekomen vanwege de zijdelingse rol die de vereniging speelde in de subfaculteit scheikunde.
Ten aanzien van de openbaarheid zijn geen beperkende bepalingen gesteld. De omvang van het archief bedraagt 2,60 meter.
Utrecht, 2010
Gert Jan Röhner
Bijlage
Lijst van afkortingen
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1929-1986
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de Utrechtse Chemische Club te Utrecht 1929-1986
Auteur:
Gert Jan Röhner
Datering toegang:
2010
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Omvang:
2,60 m oude verpakking
Rubrieken:
Categorie:
Archiefvormer(s):
Gevonden archiefstukken
Uw zoekterm komt voor in de titel en/of de kenmerken van deze archieftoegang.