
Tot 1867 adviseerde de kameraar B & W over de aanvragen voor vergunningen. Voor de technische as-pecten liet hij zich bijstaan door de stedelijke architect. In 1867 werd de functie van kameraar opgeheven en werd de stedelijk architect de directeur van de een jaar later opgerichte Dienst Openbare Werken.
Het dagelijks toezicht was de taak van de inspecteur van de bouwpolitie, vanaf 1874 inspecteur over het bouwen. Deze functionaris hield zich ook bezig met de uitvoering van verordeningen op de straatpolitie, waarvan de eerste in 1856 werd vastgesteld. Het ging hierbij om zaken als de plaatsing van zonne-schermen en uithangborden, het opbreken van de openbare weg e.d. Bij onderzoek naar de vraag of een gebouw wel voldeed aan de eisen van de openbare gezondheid werd nauw samengewerkt met de Ge-zondheidscommissie.
In 1901 kwam de Woningwet tot stand. Hierin werden de gemeentelijke bevoegdheden ten behoeve van de verbetering van de volkshuisvesting aanzienlijk uitgebreid. Zo konden woningen onbewoonbaar wor-den verklaard. Tegelijk werd een nieuwe Gezondheidswet van kracht. In beide wetten werd aan de be-staande Gezondheidscommissies een grotere rol toebedeeld.
Als gevolg van de invoering van de Woningwet werd het bouwtoezicht aanzienlijk uitgebreid. In 1905 kreeg de inspecteur voor het bouwen de nieuwe naam hoofdinspecteur van het bouw- en woningtoezicht.