Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

1007-2 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers
Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de organisatie
Geschiedenis van de archieven en verantwoording van de inventarisatie
Gedrukte bronnen en algemene literatuur
N.B. Alleen betreffende de rol van het gemeentebestuur.
Bijlagen
Inventaris
1. Stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers, (1500) 1813-1910 (1971)
1.12. Maatschappelijke zorg
1.12.1. Organisatie van de armenzorg
1007-2 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers
Inventaris
1. Stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers, (1500) 1813-1910 (1971)
1.12. Maatschappelijke zorg
1.12.1.
Organisatie van de armenzorg
In de negentiende eeuw groeide de bemoeienis van de gemeenten met de organisatie van en het financieel toezicht op de armenzorg, maar de uitvoering daarvan bleef in hoofdzaak een taak van particuliere instellingen, zoals de diaconieën en aalmoezenierskamers van kerkgenootschappen, gasthuizen, fundaties en liefdadige verenigingen. De Armenwet van 1854 legde nog eens nadrukkelijk vast dat de overheid slechts in tweede instantie en dan nog alleen in uiterste noodzaak mocht bedelen. De uitvoeringsinstantie hiervoor bleef de Stadsaalmoezenierskamer.
In 1890 werd in Utrecht de Vereniging tot verbetering van de armenzorg opgericht. Zij streefde naar een individuele aanpak, gericht op een duurzame verbetering van de situatie van de arme. Rond 1890 kregen deze en andere moderne inzichten over armenzorg een krachtige impuls vanuit Duitsland met het zogenoemde Elberfelderstelsel. In deze Duitse plaats werd de armenzorg sinds 1853 door overheid en particuliere instellingen samen uitgevoerd. Vrijwillige armbezoekers hielden toezicht op de armen en stelden de uitkeringen vast.
Na veel politieke strubbelingen kwam in 1912 een nieuwe Armenwet tot stand, die aan de overheid een grotere rol toedeelde. Kerkelijke en particuliere initiatieven moesten volgens de wetgever echter voorop blijven staan. Doel van de zorg zou moeten zijn de arme in staat te stellen in het eigen onderhoud te voorzien. Er bestond echter nog steeds geen recht op onderstand van overheidswege. Krachtens deze wet werd ook in Utrecht een Armenraad ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende instellingen van weldadigheid van de overheid en van kerkelijke en particuliere instellingen. Zij informeerde en adviseerde het gemeentebestuur en beheerde op basis van de door de aangesloten instellingen geleverde gegevens een Centraal Register, tot 1920 Kamer van Navraag geheten. Dit register moest voorkomen dat armen ten onrechte steun van meerdere instellingen ontvingen.
De Armenraad werd in 1962 opgeheven en vervangen door de Sociale Raad.
In Utrecht was al vóór de oprichting van de Armenraad in 1912 sprake van samen-wer-king tussen de in-stellingen van weldadigheid. Zo werd in 1873 met steun van de gemeente het Bureau voor Infor-matie naar Behoeftigen opgericht. De instellingen konden gegevens over individuele bedeelden opvragen. Na een kwijnend bestaan verdween het Bureau in 1919.
Zie ook de archieven van de Vereniging tot verbetering van de armenzorg, 1890-1973, en het Bureau van Informatie naar behoeftigen, 1872-1910, en R. de Bruin, M. Heurneman en F. van der Veeke. Van aalmoes tot AOW. Zes eeuwen armenzorg in een Nederlandse stad (Utrecht, 1986).

Kenmerken

Datering:
1813-1910
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969. Deel 2: stukken over afzonderlijke onderwerpen zonder classificatienummers (1500) 1813-1910 (1971)
Auteur:
A. Pietersma
Datering toegang:
2005
Openbaarheid:
Bepaalde inv. nrs. - onder meer over de zuivering van ambtenaren na de Tweede Wereldoorlog - zijn alleen raadpleegbaar met toestemming van de gemeentearchivaris
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
1264,59 m
Thema trefwoorden: