In 1931 werd een Utrechts Crisiscomité opgericht op initiatief van verschillende plaatselijke organisaties. Het hield nauw contact met het Nationaal Crisiscomité, opgericht door het ministerie van Sociale Zaken om plaatselijke projecten te coördineren. Het comité gaf aanvullende steun in natura. In 1936 werden de comités opgeheven. Daarna werd deze zogenoemde B-steun in handen gelegd van Rijk en gemeente.
De Utrechtse Volksuniversiteit richtte het Comité tot ontwikkeling en ontspanning van werklozen op, dat later werd ondergebracht bij het Crisiscomité. In 1935 besloot het comité haar naam te wijzigen in Comité voor culturele werklozenzorg. In 1936 nam de gemeente dit werk over.
In 1904 werd vanuit het particulier initiatief een Utrechtsche Arbeidsbeurs opgericht, die later werd overgenomen door de gemeente en gevestigd was in de Korte Minrebroederstraat hoek Ganzenmarkt. De arbeidsbemiddeling was vanaf 1920 de taak van de Gemeentelijke Dienst Arbeidsbemiddeling en Werk-loos-heidsverzekering, tevens Districtsarbeidsbeurs, en vanaf september 1940 van het Rijksarbeidsbureau en de Gewes-telijke Arbeidsbureaus.
Werkverschaffingsprojecten voor werklozen waren ook al in de negentiende eeuw voorgekomen, maar na 1918 vormden de werkverschaffing een structureel onderdeel van de gemeentelijke werklozenzorg. Tijdens de crisis van de jaren dertig kwamen daar nog de werkverschaf-fingsprojecten van rijks-wege bij, die vaak veraf gelegen waren. Dit soort projecten werd aangeduid als ‘werkverruiming’.
Zie ook
Verslag van het crisiscomité over het tijdvak 1931-1936
Verslagen van de werkzaamheden van het crisiscomité Utrecht over 1932-1936.