, nl, zoolang de confiscatie duurde (tot 1576) In den hierachter volgenden inventaris komen afschriften voor, gemaakt door den leengriffier van Vianen, zoowel van de acten verleden voor de Leenkamer van Holland (Inv. nos 24 en 80) als voor die van Utrecht (Inv. nos 24, 78 en 81). Tot toelichting van het leenregister, beschreven in Inv. no. 25, volgt hier een kort overzicht van de geschiedenis van Vianen in de jaren 1568-1587.
Het oudste leenrecht van Vianen, dat bewaard is gebleven, dagteekenend uit de 1e helft der 17de eeuw, is indertijd uitgegeven door Prof. Mr. R. Fruin in Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van Oude 1 Vaderlandsche recht 1903. blz. 47. Hierin vindt men hoofdzakelijk een tarief van hofrechten en heergewaden voor den stadhouder, griffier, twee leenmannen en den leenbode;Overigens wordt slechts gesproken van voluntaire rechtspraak, niet van de contentieuse. Als acten, die voor heb leenhof gepasseerd werden, worden hier vermeld acten van beleening, tramsport, testament, octrooi om te testeeren, confirmatie van testament en constitutie van renten.
Ditzelfde leenrecht is opgenomen vóór in het leenregister, vermeld in Inv. no. 34, loopende over de jaren 1720-1731, waarbij alleen het tarief hooger is geworden. De bevoegdheid van het leenhof in contentieuse zaken werd later beperkt door de Resolutie van Gecommitteerde Raden d.d. 14 Juli 1746, waarbij werd bepaald, dat voortaan voor de Kamer van Justitie te Vianen zouden worden gedaagd de "gebreckige en onwillige vasallen," die vroeger zoowel voor het leenhof ah voor de Kamer van Justitie werden gedaagd. Als eischer trad dan blijkbaar de stadhouder van de leenen op, zooals o a. blijkt uit de rol van de Kamer van Justitie d.d. 18 October 1609.
Het leenhof werd opgeheven in het jaar 1798 (Inv.no. 64) als gevolg van de afschaffing van het leenstelsel door Art. 25 der Burgerlijke en Staatkundige Grondregels.