Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

1240 Leenhof te Vianen
Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Wanneer dit leenhof zich als vast college gevormd heeft, is niet nauwkeurig te bepalen, doch dit moet omstreeks de helft der 16e eeuw geweest zijn. In het oudste dingboek, dat van het jaar 1516 dateert wordt gesproken van het mangeding-; de functie, die later de stadhouder vervult, wordt hier waargenomen door den z.g. dingweerder, het aantal leenmannen wisselt af tusschen 11 en 24, waaruit blijkt, dat alle leen-mannen nog bevoegd waren aan de rechtspraak deel te nemen. Dit mangeding is het laatst opgeteekend in 't jaar 1533; daarna volgen eenige acten, verleden voor het leenhof in de jaren 1538 tot 1543, waarbij in 1539 voor het eerst van een stadhouder sprake is. Met het jaar 1544 begint dan de reeks van rechtsdagen, waarbij in plaats van den dingweerder de stadhouder optreedt. Er zijn dan nog steeds een afwisselend aantal leenmannen, zoodat zich nog geen vast college gevormd schijnt te hebben; deze rol loopt tot het jaar 1567.
Dit staat in verband met het feit, dat, nadat Hendrik van Brederode, heer van Vianen, in April 1567 naar Munster uitgeweken was, zijn goederen door den Koning van Spanje ver-beurd verklaard werden. Die confiscatie heeft geduurd tot November 1576 (pacificatie van Gent). Ook in de Leen-registers van Vianen komt in deze jaren een hiaat voor.
De Rekenkamer van Holland beval nl. in Januari 1569, dat de leenen, dependeerende van de heerlijkheid Vianen, aan Zijne Majesteit als graaf van Holland verzocht zouden worden in de leenkamer van Holland, omdat voor den Grooten . Raad te Mechelen een proces hangende was over de vraag of Vianen aan de graaflijkheid van Holland leenroerig was of niet, en dat de andere leenen, die gehouden werden van het Burggraafschap van Utrecht van de heerlijkheid Ameide (die beide te leen hoorden aan het Sticht) van Zijne Majesteit als en heer van de landen van Utrecht verheven zouden worden in de leenkamer van Utrecht. Dit onderscheid heeft men echter lang niet altijd nauwkeurig gemaakt. Het verzoeken van de leenkamer van Holland heeft niet langer geduurd dan tot Juni 1571, daar in Mei 1571 Jan van Esch, stadhouder van de leenkamer van Vianen, opnieuw commissie had gekregen om te passeeren alle leenen, die van Vianen gehouden werden Het verzoeken van de leenkamer van Utrecht bleef langer duren
, nl, zoolang de confiscatie duurde (tot 1576) In den hierachter volgenden inventaris komen afschriften voor, gemaakt door den leengriffier van Vianen, zoowel van de acten verleden voor de Leenkamer van Holland (Inv. nos 24 en 80) als voor die van Utrecht (Inv. nos 24, 78 en 81). Tot toelichting van het leenregister, beschreven in Inv. no. 25, volgt hier een kort overzicht van de geschiedenis van Vianen in de jaren 1568-1587.
Hendrik heer van Brederode, gestorven in 1568, had tot erfgename benoemd zijn zuster Johanna van Brederode, echtgenoote van Joost van Bronkhorst en Batenburg, heer tot Hunnepel. Deze was nooit in het bezit van die goederen, daar deze door den Koning van Spanje geconfisceerd waren. In het jaar 1573 stierf Johanna van Brederode, nalatende één dochter Geertruid. De pacificatie van Gent in November 1576 gaf restitutie van de verbeurd verklaarde goederen. In December 1576 nam Joost van Bronkhorst en Batenburg uit naam van dochter bezit van Vianen en Ameide en in Februari 1577 kwam Geertruyt zelf op het Kasteel te Vianen wonen: doch haar bezit zou niet lang ongestoord blijven. Van October 1577 tot September 1587 werd zij daarin onafgebroken gestoord, eerst door de Staten van Holland, daarna door den Prins van Oranje en door Amalia, paltzgravin bij den Rijn, douairière van Hendrik van Brederode.
In oktober 1577 hebben de Staten van Holland Vianen in sequestratie gesteld, omdat 'verscheiden partyen pretendeerden tot die heerlijkheid gerechtigd te wezen ende dat daerom te bezorghen was, datter twist mochte rysen tusschen die borgeren en onderstaen, waardoor die omleggende steden in beroeften zoude mogen geraecken'. De commissarissen der Staten hebben de officieren en wethouderen vervangen door anderen onder de eed van trouw aan prins Willem van Oranje en aan de Staten. De prins pretendeerde ook rechten te hebben op de heerlijkheid krachtens een testament van Hendrik van Brederode d.d. 9 oktober 1564, dat echter door een later testament d.d. 15 februari 1568 te niet was gedaan. Intussen maakte ook de weduwe van Hendrik van Brederode Amalia, paltzgravin bij de Rijn, aanspraak op Vianen. Zij had nog vorderingen op de boedel van haar overleden echtgenoot en kon dus rechtens aanspraak maken op het bezit van de heerlijkheid, totdat die vorderingen afgedaan waren.
De Staten stonden haar dan ook de detentie en administratie van Vianen toe en zonden een gecomitteerde daarheen om den sequester en door de Staten aangestelde officieren van hun eed te ontslaan. Dit stuitte echter op tegenstand. Twee gecommitteerden, van den Prins stelden uit naam van den Prins de door de Staten ontslagen officieren weer aan. De stadhouder van de leenkamer, Walraven van Cloetingen, gaf in deze periode van April 1581 tot Februari 1582 acten van beleening uit op naam van den Prins als vrijheer van Vianen en Ameide. In het jaar 1581 kwam Amalia uit Duitschland terug in de Nederlanden en wist gedaan te krijgen, dat de Prins haar de detentie toestond. In ditzelfde jaar 1581 begon Geertruid van Bronkhorst en Batenburg voor het Hof van Holland een proces te voeren tegen den Prins over de possessie van Vianen en bij sententie van 21 September 1582 werd dit in haar voondeel beslist. De Prins verklaarde niet in dit vonnis te berusten en de toestand bleef in Vianen bij het oude. Eindelijk zonden de Staten op aandringen van Geertruid in Juni 1584 vier commissarissen naar Vianen en tevens een legertje van 60 man.
De door den Prins aangestelde officieren vertrokken nu uit Vianen, en Geertruid werd eindelijk hersteld in de pos-sessie daarvan. De detentie van Amalia, paltzgravin bij den Rijn, duurde echter nog voort tot 1 September 1587, toen zij met Geertruid van Bronkhorst en Batenburg tot overeenstemming kwam en aan de laatste de vrije possessie van Vianen het. Deze behield die possessie verder ongestoord tot haar dood in 1590.
Het oudste leenrecht van Vianen, dat bewaard is gebleven, dagteekenend uit de 1e helft der 17de eeuw, is indertijd uitgegeven door Prof. Mr. R. Fruin in Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van Oude 1 Vaderlandsche recht 1903. blz. 47. Hierin vindt men hoofdzakelijk een tarief van hofrechten en heergewaden voor den stadhouder, griffier, twee leenmannen en den leenbode;Overigens wordt slechts gesproken van voluntaire rechtspraak, niet van de contentieuse. Als acten, die voor heb leenhof gepasseerd werden, worden hier vermeld acten van beleening, tramsport, testament, octrooi om te testeeren, confirmatie van testament en constitutie van renten.
Ditzelfde leenrecht is opgenomen vóór in het leenregister, vermeld in Inv. no. 34, loopende over de jaren 1720-1731, waarbij alleen het tarief hooger is geworden. De bevoegdheid van het leenhof in contentieuse zaken werd later beperkt door de Resolutie van Gecommitteerde Raden d.d. 14 Juli 1746, waarbij werd bepaald, dat voortaan voor de Kamer van Justitie te Vianen zouden worden gedaagd de "gebreckige en onwillige vasallen," die vroeger zoowel voor het leenhof ah voor de Kamer van Justitie werden gedaagd. Als eischer trad dan blijkbaar de stadhouder van de leenen op, zooals o a. blijkt uit de rol van de Kamer van Justitie d.d. 18 October 1609.
Het leenhof werd opgeheven in het jaar 1798 (Inv.no. 64) als gevolg van de afschaffing van het leenstelsel door Art. 25 der Burgerlijke en Staatkundige Grondregels.
Inventaris
4. Stukken betreffende de inkomsten van het Leenhof
115 Rekening van heergewaden en hofrechten afgelegd door den adjunct-griffier aan den rentmeester der domeinen, 1774
1240 Leenhof te Vianen
Inventaris
4. Stukken betreffende de inkomsten van het Leenhof
115
Rekening van heergewaden en hofrechten afgelegd door den adjunct-griffier aan den rentmeester der domeinen, 1774
Datering:
1774
Omvang:
1 stuk

Kenmerken

Datering:
1381-1798
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het leenhof van Vianen 1381-1798
Auteur:
Onbekend
Datering toegang:
z.j.
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
6,42 m oude verpakking
Rubrieken: