708 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I')
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
708
Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorend aan de stad ('Bewaarde archieven I')
N.B. Niet lang nadat de zusters van St. Cecilia de hofstede achter het gasthuis van St. Barbara verlaten en zich aan de overzijde van de Neude gevestigd hadden, blijken zich op nieuw vrome maagden op het ledig gelaten terrein nedergezet te hebben; immers een charter van Woensdach na St. Mattheusdach 1414 * vermeldt op nieuw 'susteren', die after opter voorseyder hofstede (d.i. de hofstede 'achter Ste. Barbaren-gasthuis aen de Plaetse') woonen' en die volgens een charter van 1420 'van Ste. Barbaren heteden'. * Maar ook deze zusters verlieten eerlang de plaats, waar men ze wellicht, evenals vroeger de zusters van St. Cecilia, lastig viel, en zij verhuisden verder af, naar het zuideinde der stad, waar wij eenige jaren later, in 1420, de 'gemene zusteren van Ste. Angnyten, die voirtiids woenaftich wairen after opter hofstede van Ste. Barbaren-gasthuys,' terugvinden 'aen Ste. Nyclaes-kerchof after 't koer'. *
Matthaeus, Fundationes, p. 298.
Oorkonde van O.L. Vrouwen-avont te Lychtmisse 1420 in het archief van het St. Barbara-gasthuis.
Zie het bovenaangehaalde charter van O.L. Vrouwen-avont Lychtmisse 1420.
Zij deden toen afstand van haar recht op eenige gezamenlijke eigendommen van het gasthuis en van haar * , en waren dus toen geheel zelfstandig.
Oorkonde van Woensdach na O.L. Vrouwendach te Lichtemisse 1420, in het archief van het St. Barbara-gasthuis.
Volgens de hieronder vermelde akte van 1422 behoorden de zusters, zooals de meesten dezer stichtingen, tot de derde orde van St. Franciscus. De zusters werden in 1422 besloten. * Eene natuurlijke dochter van hertog Karel van Gelder nam hier den sluier, en de wijbisschop Laurens Hertoge († 1538) liet zich begraven in de kapel.
Vermeulen, Tijdschrift voor geschiedenis van Utrecht IV, p. 82.
Zekere Johan van de Poll, die in het gesticht twee of drie dochters had, bouwde eene 'spincamer' voor de gemeenschappelijke werkzaamheid der zusters * , en achter het koor van St. Nicolaas stond ook hare kleine kapel. Later konden zij een grooter gebouw stichten, dat zeker wel (evenals in het nabijgelegen St. Nicolaas-convent * ) 'een reventer ende boven een dormpter' zal bevat hebben. In 1512-1516 ging men, op initiatief van den pater heer Henric van Doesborch († 1536), over tot den bouw van eene veel grootere kapel met eene verdieping, die in 1516 voltooid werd en versierd met gewelfschilderingen van het lijden van Christus en die (wellicht daarnaar) Calvariënberch genoemd werd * .
Buchelius, Monumenta, fol. 138 vs.
Vermeulen, Tijdschrift IV, p. 77.
Buchelius, Monumenta, fol. 138; Historia episcopatuum I, p. 103. Het convent strekte zich oostelijk verder uit dan thans, ook ten noorden van de Agnietenstraat, die toen nog niet oostelijk doorliep, en over de toen naar het zuiden doorloopende Nieuwstraat; tusschen het erf van het klooster en dat van het klooster Mariënhage lag slechts één perceel (zie een transport van 21 november 1593). Een gedeelte van dit erf werd door het convent bij transport van 27 januari 1597 overgedragen aan de executeurs van Adriaen Beyer; spoedig zijn toen de Beyers-kameren daarop verrezen. Ook daarna lag echter nog het patershuis van St. Agnes en een ander perceel van het convent ten noorden van de Agnietenstraat bij de kerk van Mariënhage; deze perceelen werden 14 april 1656 en 24 januari 1659 afgebroken en verkocht.
De kloostergebouwen zijn in 1674 ingericht tot Stads-ambachtskinderhuis.
Inventaris van de bij de archieven van het stadsbestuur van Utrecht bewaarde archieven, behorend aan de stad ('Bewaarde Archieven I'), 1284-1813 (1885)