Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
Omstreeks 1975 ontdekte men op de zolder van de oud-katholieke Sint-Gertrudiskerk te Utrecht een aantal lijvige banden, genummerd V-XII en getiteld Kerkelijke Historie. Het geheel is een verzameling van documenten (brieven, decreten en gedrukte stukken) betreffende het ontstaan van de Oud Bisschoppelijke Clerezie. Zij zijn kennelijk bijeengegaard om als bouwstenen te dienen voor een te schrijven geschiedenis van de scheuring in de vaderlandse Katholieke Kerk, over dat wat eraan voorafging en dat wat erop volgde.
Het een en ander is door de anonieme samensteller beschreven en toegelicht. Het omvat 2504 folia oftewel 5008 bladzijden en slaat op de gebeurtenissen van 1706-1739. In chronologische volgorde zijn dat onder meer; de nadagen van de in 1704 door Rome afgezette apostolische vicaris van de Hollandse Zending, Petrus Codde, en diens overlijden in 1710; de onderhandelingen van de clerezie met de internuntius te Brussel, Giovanni Battista Bussi, over de opvolging van Codde; de aanstelling van Adam Damen tot apostolisch vicaris en de onenigheid onder de clerus die er het gevolg van was; de strafmaatregelen van de (inter)nuntii van Brussel en Keulen tegen weerspannige geestelijken; het beroep van de clerus op een algemeen Concilie inzake de constitutie Unigenitus; de verkiezing in 1723 van Cornelis Steenoven tot aartsbisschop van Utrecht door het Utrechtse kapittel; het optreden van Dominique Marie Varlet, bisschop van Babylon, diens bemoeienis met en invloed op de zaken van de Oud-Bisschoppelijke clerezie; de wijding van Steenoven door Varlet op 15 october 1724 te Amsterdam; het overlijden van Steenoven in 1725, de verkiezing van Cornelis Barchman Wuytiers tot zijn opvolger en diens wijding door Varlet; de competentiekwesties tussen de aartsbisschop en het kapittel, vooral door de acties van Johan Christiaan van Erckel; de verkiezing van Theodorus Doncker tot bisschop van Haarlem en de weerstand van de aartsbisschop tegen diens wijding wegens zijn opvattingen in de rentekwestie; de opvolging van Barchman Wuytiers door Theodorus van der Croon en de wijding van diens opvolger Petrus Joannes Meyndarts enz.
Daar het hier archivalia betrof, hetzij in originali hetzij in afschrift, werden de acht dossiers door de daartoe bevoegde instanties van de Oud-Katholieke kerk van Nederland toegevoegd aan de archieven van de Oud Bisschoppelijke Clerezie, berustend in het Rijksarchief te Utrecht en bekend als het fonds O.B.C. Zij hebben daar enige tijd gesluimerd tot de chartermeester van dat archief, de Heer H.L.Ph. Leeuwenberg, op aanraden van prof. M.G. Spiertz van de katholieke universiteit van Nijmegen, de bewerker van de verzameling benaderde met het verzoek een beschrijving van die dossiers te geven.
Bij die omvangrijke taak hebben wij alle elementen, waaruit de verzameling bestaat, vermeld. Slechts van de in handschrift opgenomen brieven hebben wij een korte inhoud gegeven, en dan nog vrijwel uitsluitend van de autografen. Van de gekopieerde brieven hebben wij slechts korte aanduidingen verstrekt. Wij bieden nu de Oud-Katholieke Kerk van Nederland en de kerkhistorici het resultaat van ons werk aan in de hoop, dat zij er gegevens in vinden die tot nu toe niet openbaar zijn gemaakt.
Het is zeer te betreuren, dat de delen I t/m IV, ondanks naarstig zoeken en speurwerk van de kant van het Rijksarchief en van de bewerker, nog steeds niet boven water zijn gekomen. Gezien het feit, dat elk van de acht voorhandene banden gemiddeld vierenhalf jaar van de periode 1706-1739 omvat, is de veronderstelling gewettigd, dat de vier ontbrekende banden tezamen ± 18 jaar omvatten en dat deel I daarom begint met de aanstelling van Petrus Codde tot apostolisch vicaris in 1688, of wellicht met het overlijden van Neercassel in 1686, waarna onmiddellijk Hugo Franciscus van Heussen door de kapittels van Haarlem en Utrecht unaniem tot opvolger gekozen werd en er vele vergeefse pogingen werden gedaan om van Rome erkenning van die keuze te verkrijgen.
Deze Kerkelijke Historie is anoniem samengesteld. Tijdens de lezing van de tekst kwamen wij echter tot de conclusie, dat de auteur Willibrord Kemp moet zijn geweest. In deel IX immers zegt de samensteller: In het negende deel van 't kort historisch verhael heb ik ingelast het verhael van het Mirakel van Amsterdam. Dat Kort historisch verhael nu is van de hand van genoemde Willibrord Kemp. Een vergelijking van het handschrift van de samensteller van de acht banden met de manuscripten van Kemp, die we van elders kennen, bevestigt deze conclusie.
Willibrord Kemp werd geboren in 1678. Hij studeerde te Leuven en is rond 1700 tot priester gewijd. Wegens een onwettige zending werd hij in 1712 door de nuntius van Keulen, Giovanni Bussi, geciteerd en, toen hij daar geen gevolg aan gaf, nog in hetzelfde jaar geëxcommuniceerd. Vanaf ± 1700 tot 1712 was Kemp kapelaan bij zijn oom Jacob Catz, provicaris onder Codde, in de Sint-Gertrudis te Utrecht, waar hij na de dood van Catz (1712) deservitor werd en in 1713 pastoor tot aan zijn dood in 1747. Kemp was een van de kanun¬niken die Cornelis Steenoven tot aartsbisschop van Utrecht kozen, alhoewel hij bezwaar maakte tegen de wijding. Hij schreef verscheidene polemische en stichtelijke werken, waaronder het reeds vermelde Kort historisch verhael van 't gene de kerke van Utrecht wedervaren is (9 dln; Amsterdam, 1725-1728).
Rest mij nog mijn dank te betuigen aan de Heer H.L.P. Leeuwenberg voor de zorgvuldige manier, waarop hij mijn getypte notities inzake de beschrijving van de acht banden persklaar heeft gemaakt en - waar nodig - heeft gestroomlijnd en aangevuld; aan de Heer H.J. Kollen, die zo welwillend was mij inzage te geven van zijn doctoraalscriptie in zover Willibrord Kemp daarin ter sprake komt; en aan de medewerkers van het Rijksarchief te Utrecht, die mijn kopij - om een moderne druktechnische term te gebruiken - zo nauwgezet hebben "uitgedraaid".
U kunt dit stuk raadplegen in de studiezaal van Het Utrechts Archief. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer: 83 Inventarisnummer: 6
Aanvragen: U kunt dit stuk online aanvragen, via deze pagina.
U kunt dit stuk raadplegen in de studiezaal van Het Utrechts Archief. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer: 83 Inventarisnummer: 6
Aanvragen: U kunt dit stuk online aanvragen, via deze pagina.
Inhoudsopgave van Boek XL (19 hoofdstukken), Boek XLI (12 hoofdstukken), Boek XLII (13 hoofdstukken) en Boek XLIII (17 hoofdstukken), alsmede een lijst van geschriften, gedrukt in de jaren 1730-1731. Dit alles omvat 390 genummerde folia en 7 handgeschreven en niet genummerde folia.