De eerste keer dat het Utregs werd opgetekend was in 1874. In Utrecht woonde men toen nog bijna allemaal binnen de singels. Johan Winkler publiceerde toen zijn Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Daaruit blijkt dat in twee steden een dialect wordt gesproken, namelijk Haarlem en Utrecht.


Uniek Utregs

In Utrecht is dat het Utregs, een echte volkstaal. Een belangrijk verschil tussen het zogenaamde ABN en het Utrechts zit ‘m in de uitspraak van de klinkers. Een a wordt een aa en een aa wordt dan weer uitgesproken als ao. Het Utregs heeft twee klinkers die in het standaardnederlands niet voor komen: de ao en de oa (in het Nederlands de oo). Waarschijnlijk heeft het Utregs in alle wijken ongeveer hetzelfde geklonken, al schijnt het dat het dialect in wijk C lijziger klonk dat in Abstede en in Sterrenwijk. In Zuilen zijn door de arbeiders van Werkspoor en Demka Amsterdamse klanken in het Utrechtse dialect geslopen.

Markt in Wijk C

Afbeelding van de wekelijkse markt in Wijk C te Utrecht, met de rommelmarkt op het terrein aan de Nieuwekade en de Achterstraat

Bekijk meer foto’s van Wijk C


t-Dieven

Een bekend verschijnsel in het Utregs zijn de Utrechtse t-dieven: het weglaten van de t aan het eind van een woord: grach en Utrech. Daarentegen wordt er soms een t toegevoegd waar die niet hoort: Ik gaot naor Utreg. (Bij)zinnen worden met enige regelmaat begonnen of afgesloten met het tussenwerpsel waor (nietwaar?). Daarnaast is het "humoristisch schelden" in het Utregs kenmerkend, met goedmoedige scheldwoorden zoals haalve zoal en aachtelijke glaadioal.


Volkstaal

Dat het Utregs een echte volkstaal is, blijkt ook uit een recente column van Thomas van Luyn in de Volkskrant. Daarin vertelt hij dat hij in zijn jeugd op z’n Utrechts gaat praten om z’n Gooise r te verdoezelen. Zo werd voorkomen dat de jongens meenden dat hij spaatsies had (kapsones dus) en daarom klaapies verdiende.


Moaitsjies

De meest inventieve Utregse woorden zijn opgetekend door B.J. Martens van Vliet in diens boek De vollekstaol van de stad Uterech (Utrecht, 2008), te lezen in de bibliotheek van Het Utrechts Archief. Hier een kleurrijke selectie:

  • Pikkepoelie, ook sniertsies : kippevoer, afsnijdsel van de slager
  • Eliekriek: klein mens
  • Hettebolle: mensen die niet prettig in de omgang zijn
  • Hulleperd: helper
  • Klaosjie: de Klaaskerk
  • Leejemije: medelijden
  • Kallekedot: knikker zonder waarde
  • Moaitsjies: mooi zo!
  • Oalie: slijmerd, vleier
  • Pietsiepuk: tumtum
  • Sjesjon: station
  • Triefele: pingelen (bij voetballen)
  • Vloajeknipperd: duim, namelijk waarmee je vlooien kunt doodknijpen
  • Waoterdotte: doorgekookte spruiten
  • Zinkzeurig: knorrig