Archieven Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Apostolische Vicarissen van de Hollandse zending

1003 Apostolische Vicarissen van de Hollandse zending

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Voorspel: de Reformatie
Organisatie van de Hollandse Zending
De breuk met Rome: het Utrechts Schisma
De archieven van de apostolische vicarissen
1003 Apostolische Vicarissen van de Hollandse zending
Inleiding
De archieven van de apostolische vicarissen
De archieven van de apostolische vicarissen, hun secretarissen en agenten in Rome werden hoogstwaarschijnlijk door de personen zelf beheerd. Het waren persoonlijke archieven, die doorgaans na het overlijden van de functionaris naar de erfgenamen gingen, niet naar de opvolger. Het merendeel van de overgeleverde archieven van de apostolische vicarissen bevat stukken betreffende de uitvoering van hun functie.
De eerste apostolisch vicaris, Sasbout Vosmeer, had van de paus de opdracht gekregen onder meer relieken en andere waardevolle kerkelijke objecten te verzamelen en deze in veiligheid te brengen. Ofschoon dat niet tot zijn opdracht behoorde heeft Vosmeer zich ook beziggehouden met het opsporen van verspreid geraakte archieven van kerkelijke instellingen *  .
Sasbout Vosmeer liet bij zijn overlijden in 1614 zijn archief en verzamelde papieren na aan zijn broer Tilman, die zelf eveneens een archief had opgebouwd als kanselier van Sasbout. Na Tilmans dood in 1634 kwamen beide archieven aan het college Alticollense. Na verhuizing van dit college naar Leuven werd het archief minder zorgvuldig bewaard. Het kwam in een kamertje te liggen in het gastenverblijf, met als gevolg dat veel stukken niet alleen door elkaar kwamen te liggen, maar ook werden meegenomen *  .
Philippus Rovenius hield zorgvuldig zijn archief bij en breidde dit tevens uit met archivalia van geestelijke instellingen en personen. Rovenius verbleef meestal te Utrecht, ofschoon hij soms wegens arrestatiegevaar haastig een andere stad als verblijfplaats moest opzoeken. In 1639 werd zijn secretaris Govert van Moock gevangen genomen. Rovenius wist uit handen van justitie te blijven en vluchtte naar Amsterdam, maar zijn archief en bibliotheek waren samen met het archief van zijn secretaris inbeslaggenomen. Op basis van de inhoud van de papieren werd hij aangeklaagd en gedagvaard voor het Utrechts stadsgerecht. Rovenius bleef in Amsterdam en werd in 1640 voor eeuwig verbannen uit Utrecht. De inbeslaggenomen archiefstukken bleven bewaard bij de rechtbank *  . In 1928 werden deze archiefstukken in het kader van een uitruil van afgedwaalde stukken aan het Metropolitaan kapittel geretourneerd.
Vanwege de vervolgingen zijn na de dood van Rovenius door zijn opvolgers diverse malen stukken verscheurd of verbrand uit angst dat deze in handen van justitie zouden vallen *  . Opvallend is dat van Rovenius slechts één band met ingekomen en één met minuten en afschriften van uitgaande stukken bewaard is gebleven. Rovenius' opvolgers De la Torre, De Metz en Cats hebben weinig archief nagelaten. Van Neercassel had meer aandacht voor zijn archief. Waarschijnlijk had hij een groot gedeelte van de archieven van de Hollandse Zending onder zijn beheer. Hij was eigenlijk de eerste apostolisch vicaris die niet constant in angst hoefde te zitten om opgepakt te worden.
Toch dreigde het een keer mis te gaan en Codde verhaalde zelf aanwezig te zijn geweest bij het vernietigen van archiefstukken in opdracht van Johannes van Neercassel. In 1671 en later werden delen van de archieven van Sasbout en Tilman Vosmeer door Gilbert Junius, katholiek kanunnik van S. Marie te Utrecht en verzamelaar van oude geschriften, na zijn verblijf in het college Alticollense naar Utrecht meegenomen en op zolder bewaard. Omstreeks 1681 stierf Junius en de archieven werden door zijn protestantse halfbroer als scheurpapier verkocht. Petrus Codde, toen nog kapelaan van de Utrechtse S. Gertrudis parochie, hoorde hiervan en wist een groot deel van deze archieven via een tussenpersoon te redden. Hoe de archieven van sommige agenten te Rome hier zijn beland is niet bekend. Wellicht dat Codde deze van nabestaanden heeft weten te verwerven.
Na Van Neercassels overlijden in 1686 kwam het bij hem berustende archief terecht bij zijn vriend Hugo Franciscus van Heussen in Leiden. In 1690 nam Codde, inmiddels apostolisch vicaris, een groot gedeelte van de stukken over, met name de stukken die de missie betroffen. Codde verzamelde nog meer archief van andere betrokkenen bij de Hollandse Zending. Aangezien Codde niet over een eigen woning beschikte waren de archiefstukken in bundels gebonden en in koffers en kisten geborgen. Na zijn overlijden kwamen de archieven in bezit van het vicariaat.
Van Heussen en van Erckel verzamelden veel archiefmateriaal en gebruikten dit om de rechten van het vicariaat aan te tonen. Al deze bescheiden kwamen daardoor bij de andere verzamelingen van de Oud-katholieke kerk in wording te berusten. Voor de geschiedenis van de nog ongedeelde katholieke kerk van Nederland vormen de archivalia van vóór 1723 een zeer belangrijke bron. Mede dankzij Petrus Codde en het voortbestaan van het vicariaat als metropolitaan kapittel van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie zijn deze archieven grotendeels bewaard gebleven.
Reeds in de 18e eeuw genoot het archiefmateriaal de belangstelling van onderzoekers als Gabriel Dupac de Bellegarde *  , Nicolaus Broedersen *  en Pieter Bondam. Dupac verrichtte samen met J. Bellon de Saint-Quentin de inventarisatie van de archieven en verzamelde bescheiden *  .
De archieven waren inmiddels ondergebracht in het gebouwencomplex van De Driehoek vlakbij de S. Gertrudiskerk te Utrecht. Aangezien het toezicht op de bezoekers nagenoeg ontbrak, werden er opnieuw stukken ontvreemd en raakten de archieven in wanorde. Het gevolg was dat het aartsbisschoppelijk kapittel het uitlenen van stukken verbood en de toegankelijkheid verminderde. Omstreeks 1830 begon Johannes Jacobus Dodt van Flensburg (1800-1847) een nieuwe inventarisatie van de stukken. Dit werk werd slechts voor de helft voltooid *  . Een aantal brieven zijn vermoedelijk door hem uit de banden gescheurd en verkocht aan de autografenverzamelaar Beeldsnijder van Voshol. Deze stukken zijn na liquidatie van de collectie Beeldsnijder in 1921 teruggegeven en door Bruggeman opnieuw bij de archieven gevoegd *  .
In 1887 kwam het tot een overeenkomst tussen de Oud-katholieke kerk en de Utrechtse rijks- en gemeentearchivaris S. Muller Fz. Het archief van de OBC werden in bruikleen gegeven aan het rijksarchief. Daar zouden de archivalia worden geïnventariseerd. Aangezien dit karwei te omvangrijk was werd het archief opgesplitst en ter bewerking naar verschillende archiefinstellingen verzonden. Dit werd echter geen succes, slechts een paar deelinventarissen kwamen gereed en tot publicatie daarvan is het nooit gekomen *  .
In 1919 werd er een nieuwe regeling getroffen. J. Bruggeman, voormalig oud-katholiek priester en hoofdcommies bij het Algemeen Rijksarchief, kreeg van de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën de opdracht de in Utrecht berustende archivalia te inventariseren. Het einddoel was een bronnenpublicatie, maar zover zou Bruggeman nooit komen. De inventarisatie en het vervaardigen van nadere toegangen op de archieven nam de rest van zijn leven in beslag *  . De Utrechtse archieven werden ter inventarisatie overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. In 1929 verscheen de inventaris in druk *  . Een gedeelte van de hier beschreven archieven, namelijk die van de apostolische vicarissen, hun secretarissen en agenten te Rome, werd daarin opgenomen.
In 1930 kreeg Bruggeman een nieuwe opdracht, ditmaal van het oud-katholieke metropolitaan kapittel, om ook de in Amersfoort berustende archieven te inventariseren. Deze archieven werden in de periode 1930-1939 deel voor deel overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. In 1944 was de supplement-inventaris in handschrift gereed, maar er waren zoveel aanvullingen op de inventaris van 1928, dat deze laatste geheel moest worden omgenummerd. Daarnaast werkte Bruggeman aan een chronologische brievenlijst, de zogenaamde Diaria litterarum O.B.C., als nadere toegang tot de correspondentie.
Bruggeman werkte na zijn pensionering door aan de inventarisatie en verdere ontsluiting van oud-katholieke archieven. Hij stierf in 1956 op 86-jarige leeftijd. Bruggeman werd in datzelfde jaar opgevolgd als archivaris van de oud-katholieke kerk door A.J. van de Ven, rijksarchivaris in de provincie Utrecht. Deze nam alle in het Algemeen Rijksarchief berustende oud-katholieke archieven tijdelijk in bewaring in Utrecht. Dit zou duren tot een nieuwe archiefbewaarplaats in Amersfoort gereed zou zijn. De voorlopige inbewaringneming werd echter steeds stilzwijgend verlengd, en tenslotte in 1968 in een definitieve omgezet *  .
De (her)inventarisatie
Aanwijzingen voor de gebruiker
Aangehaalde bronnenedities
Glossarium van archivistische termen
Bijlagen
Specificatie van inv.nrs. 1-14
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 15-20
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 21
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 89
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 90
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 91-93
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 187
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 188
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 189
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 209
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 210
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 213
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 221-232 en 264
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 235-237
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 238-241
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 242-255
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 335-344
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 345-351
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 353-356
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 358-363
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 364-369
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 371-373
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 426
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 439-445
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 494
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nr. 518
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 764-765
Erfgoedstuk
Specificatie van inv.nrs. 769-770
Erfgoedstuk
Concordantie (oud-nieuw)
Erfgoedstuk
Concordantie (nieuw-oud)
Erfgoedstuk