N.B. In het navolgende overzicht ligt het accent op de liturgische ontwikkelingen op synodaal niveau tussen 1892 en 1983. In het algemeen kan over de samenstelling van de deputaatschappen gesteld worden, dat voor de oorlog vooral predikanten en hoogleraren in de theologie betrokken waren. Van hen was tenminste één hoogleraar in de ambtelijke vakken. Na de oorlog nam het aantal niet-theologen toe, vooral bij de ontwikkeling van een nieuwe psalmberijming en de uitbreiding van de gezangenbundel. Daarvoor zocht de synode naast de theologen naar dichters, taalkundigen en musici. In bijlage 1 zijn de namen opgenomen van allen, die behoorden tot de deputaatschappen die in deze inventaris beschreven zijn. In dit historisch overzicht is bij de eerste vermelding van een deputaatschap tussen haakjes toegevoegd: archief beschreven. De benamingen van de deputaatschappen zijn de eerste keer volledig weergegeven, in het vervolg doorgaans afgekort.
N.B. De namen staan vermeld per deputaatschap en zijn overgenomen uit de artikelen met benoemingen in de Acta (met bijlagen) van de generale synoden van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Benoemingen van secundi (`reserve-leden') en professorentitels zijn weggelaten. Als jaartal van benoeming/afscheid is telkens het eerste synode-jaar van de betreffende synode (behalve in geval van tussentijds vertrek of overlijden). In werkelijkheid vonden benoemingen dikwijls in het tweede synodejaar plaats, hetgeen soms in de acta is terug te vinden. Voor de relaties tussen de deputaatschappen (taakopvolgers etc.) zie de inleiding.