Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
5. Beheer van de goederen en uitkeringen aan de kanunniken
5.18. Financiën van het kapittel
5.18.2. Schulden en renten van schulden van en andere betalingen door het kapittel
2140-2140Register van lijf- en losrentebrieven en obligaties ten laste van het kapittel, 1530-1748
U kunt dit stuk raadplegen in de studiezaal van Het Utrechts Archief. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer: 216 Inventarisnummer: 2140-1
Aanvragen: U kunt dit stuk online aanvragen, via deze pagina.
U kunt dit stuk raadplegen in de studiezaal van Het Utrechts Archief. U heeft daarvoor de volgende gegevens nodig: Toegangsnummer: 216 Inventarisnummer: 2140-1
Aanvragen: U kunt dit stuk online aanvragen, via deze pagina.
2140-1
1530-1596
NB:
Dit deel bevat lijfrentebrieven van 1530-1532, 1566-1574 en 1583 (voor Wouter Brock) en verder losrentebrieven van 1536 en later. De volgorde is chronologisch, behalve dat tussen de akten van 1586 enige van 1583-1593 en 1553 (een akte betreffende de te Leuven door Lambert ten Duynen gestichte beurs) zijn ingeschoven. Achterin staan een tweetal leenakten van het kapittel, van 1526 en 1537, en een fragment van een derde. Er is blijkbaar een stuk van het register verloren gegaan, dat voor dergelijke leenakten bestemd was. Hierop wijzen ook de titelbladen met bepalingen over het leenrecht, die aan de akten voorafgaan en de aantekening onder de laatste losrentebrief, dat er verder op tussen de lenen en tijnzen nog een dergelijke brief te vinden is