182-182 Vonnis van den Grooten Raad van Mechelen in het geschil tusschen de stad Utrecht en Walraven heer tot Brederode over den tol, dien de heer van Brederode beweerde te hebben te Ameide, en de door de stad Utrecht gemaakte hoofden in de Lek: de heer van Brederode zal de burgers van Utrecht tolvrij te Ameide laten passeeren en hun betalen 933 pond 5 schellingen, als vergoeding voor de in 1516 gearresteerde goederen (onder afkorting van de vroeger geconsigneerde 48 pond 10 schellingen), bovendien 200 pond voor de gemaakte kosten ter opheffing van het arrest en de proceskosten, 1534. Met executoriaal, 1534