Het Utrechts Archief Het Utrechts Archief

Uw zoekacties: Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577

701 Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
701   Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Inleiding
Geschiedenis van het archief
Toelichting bij de overgetypte inventaris
Bewerkingsgeschiedenis
laatste wijziging 02-02-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Inventaris
1. Archief van de raad
1.1. Stukken van algemene aard
1.2. Privileges, ordonnanties, traktaten en arbitrale uitspraken betreffende de rechten van de stad
1.3. Inrichting van het stedelijk bestuur, naamlijsten van de burgers
1.4. Rechtspraak van de raad
1.5. Financiën
1.6. Publieke werken
1.7. Verbonden en zoenen betreffende oorlogen en veten
340 Rooms-koning Willem belooft aan de stad Utrecht, dat, indien iemand der zijnen, die aan zijne krijgstocht deelnemen, bij het trekken door hunne stad aan de burgerij eenige schade toebrengt, hij dat zal vergoeden op de uitspraak van goede lieden, 1255 juni 21) i
341-341 Verbond tusschen Floris, graaf van Holland, en de stad Utrecht, waarbij zij beloven, dat die van Holland in de stad en het Sticht Utrecht geen nadeel aan die van Utrecht, en die van Utrecht binnen de grenzen van het graafschap Holland geen nadeel aan die van Holland zullen toebrengen, en dat zij over en weder geen verbond met anderen zullen aangaan, dat met deze overeenkomst strijdt, 1274. Met vidimus van het Hof, 1650
342 Gyselbert vam Amestelle en drie anderen verbinden zich, om de stad Utrecht bij te staan in alle zaken tusschen Node en Bodegraven, 1274 aug. 16 i
343 Willem, heer van Altena en Horne, verklaart met de stad Utrecht verzoend te zijn, 1275 nov. 1 i
344 De elect Jan van Nassau verklaart, dat de stad Utrecht, wegens den oorlog en de excessen tegen hem, met hem verzoend is, en belooft alle verbannen burgers, als zij met hunne tegenstanders verzoend zijn, in hunne rechten te zullen herstellen, 1278 april 6 i
345 Oorvedebrief van Willem, broeder van heer Jan Persijn, gewezen pastoor van Velsen, afgegeven ten behoeve van de stad Utrecht, die hem gevangen gehouden had, 1278. april 27 i
346-346 Verbond tusschen Jan, graaf van Henegouwen en Holland, en Guy van Avesnes van Henegouwen met de stad Utrecht, waarbij bepaald wordt, dat de stad altijd voor hem zal openstaan en dat de stad bij vacature van den bisschopszetel hunnen candidaat zal ondersteunen, terwijl zij de stad helpen en hare burgers in hun gebied beschermen zullen, 1300. Met vidimus van den gardiaan der Minderbroeders te Utrecht, z.j
347 Verbond van Gwijde, zoon van den graaf van Vlaanderen en graaf van Zeeland, met de stad Utrecht, 1304. Vidimus van den gardiaan der Minderbroeders te Utrecht, 1304 april 20 i
348-348 Zoen, gemaakt door de stad Utrecht over den doodslag van de schepenen Jacob van Lichtenberch, Werner haren Vrederixsone en Geraerd Vrenckens aan de eene zijde, en van Arnoud van den Vene en Peter van den Svane aan de andere zijde, 1304. Vidimus van de stad Utrecht, 1305
349 Willaem Slijc belooft geene wraak op de stad Utrecht te zullen nemen wegens zijns vaders dood en zijne gevangenschap, en doet afstand ten behoeve van de stad van alle recht aan de Nieuwe Vaart, 1305 febr. 1 i
350 Hubrecht van Vianen, Jacob van Lichtenberch en Sveder van Muntforde geven voor den heer Uten Goye e.a. een bestand aan de stad Utrecht en hare helpers tot acht dagen na Pinksteren, 1305 april 25 i
351 Robrecht, graaf van Vlaanderen, Jan, hertog van Lotharingen en Brabant, Jan, graaf van Namen, Guy, graaf van Zeeland, en Jan, heer van Cuijk, beloven aan de stad Utrecht, om vóór Allerheiligendag een vrede te zullen maken, waardoor de burgers van Utrecht en alle kooplieden met hunne waren vrij zullen kunnen varen en keeren, of anders hun hulp te zullen zenden ter bescherming der kooplieden, 1305 sept. 2 i
352-352 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen verklaart met de stad Utrecht verzoend te zijn over de misdrijven, door de stad tegen hem gepleegd sedert zijne gevangenneming in Duiveland. 1305. Met twee vidimussen van den abt van St. Paulus en den kommandeur van het Duitse Huis, 1306 en 1307
353 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen beveelt Jan van Arkel, om aan de stad Utrecht te doen wedergeven hare pacht en haar erf, die haar binnen vrede ontnomen zijn, 1306 mei 18 i
354 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen verklaart, dat de stad Utrecht al hare geschillen met hare vijanden en verdrevene burgers sedert zijne gevangenneming op Duiveland aan zijne uitspraak heeft onderworpen, behoudens hare rechten en vrijheden, 1307 mei 18 i
355 Zoen, uitgesproken door bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen in de geschillen tusschen de stad Utrecht en hare verdrevene burgers, behalve over den doodslag van heer Jacob van Lichtenberch, heer Gheraet Vrenken en heer Warnaer, 1307 juni 24 i
356 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen erkent, dat de deken van St. Jan Henric van Boichout namens hem 500 pond zwarte Tournooisen van de stad Utrecht ontvangen heeft, 1307 juli 7 i
357 Zoen, uitgesproken door bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen en de stad Utrecht over den doodslag van heer Jacob van Lichtenberch, heer Werneer en heer Gherriit Vrenken, 1310 juni 24 i
358 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen verlengt den vrede tusschen de stad Utrecht en zijne lieden van het land van Utrecht tot St. Remeysdag (1 oktober) a.s., 1313 mei 31 i
359-359 Bisschop Guy van Avesnes van Henegouwen doet uitspraak tusschen die van den lande en de stad Utrecht over de wederzijds toegebrachte schade in den oorlog, waarover vrede geboden was, 1314. Met vidimus van Jacob bisschop van Suden, 1314
360 Zoen, uitgesproken door bisschop Jan van Diest en Reynoud, zoon van den graaf van Gelre, in den twist tusschen Sweder van Vianen c.s. en de stad Utrecht, voornamelijk over den doodslag van den Lombard Willaem Blasiin en van Willaem den clerc, 1324 juli 24 i
361 Niclais van der Merwede erkent ontvangen te hebben van de stad Utrecht 300 pond zwarte Tournooisen, als zoen voor den doodslag van zijnen neef Lodewic, volgens uitspraak van den graaf van Holland, 1325 april 16 i
362 Uitspraak van bisschop Jan van Diest en graaf Willem van Henegouwen en Holland in den twist tusschen de stad Utrecht en Jan van Lichtenberch over het huis Lichtenberch, 1328 dec. 29 i
363 Verbond tusschen bisschop Jan van Diest en de stad Utrecht, om elkander bij te staan in den oorlog, bepaaldelijk in dien tegen Jan van Lichtenberch. De stad Utrecht zal den bisschop voldoening geven over zijne klachten over inbreuken op zijne rechten en goederen in de stad, volgens uitspraak der kapittelen en der welgeborenen en huisgenooten van het Sticht, 1329 juli 5 i
364 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, bericht aan Jan van Pollanen en vier andere heeren, dat hij een bestand gemaakt heeft, durende tot Vrijdag na St. Maria Magdalena (28’juli); niemand mag echter eenig goed in ‘die stat’ voeren, 1329 juli 19 i
365 Willem, graaf van Henegouwen en Holland, erkent schuldig te zijn aan Gherit, heer van Vorne, burggraaf van Zeeland, 3000 pond zwarte Tournooisen, die hem op Paschen zullen terugbetaald worden door de stad Utrecht, die ze hem schuldig is, 1329 dec. 24 i
366 Uitspraak van Willem, graaf van Henegouwen en Holland, in den twist tusschen de stad Utrecht en Henric van der Lecke, 1331 april 27 i
367 Jan van Pollanen, baljuw van Rijnland en Woerden, en Wouter Gheraerd, maarschalk van den lande van Utrecht, verklaren, dat Heinric Snoyenzone voldaan heeft aan de uitspraak van den bisschop en den graaf van Holland over de schade, hem toegebracht door de stad Utrecht in den oorlog van Jan van Lichtenberch, die door hem begroot wordt op 250 pond zwarte Tournooisen, 1331 sept. 3 i
368 Hertbaren van Liesvelt belooft aan de stad Utrecht, haar niet te zullen schade doen uit zijn huis te Tulle in den oorlog, dien zij en de bisschop hebben met Willaem van Duvenvoerde en Henric van der Lecke, 1332 juli 11 i
369 Verbond tusschen bisschop Jan van Diest en de stad Utrecht, waarbij zij beloven in den oorlog tegen Henric van der Lecke, Willaem van Duvenvoerde en Sweder van Vianen in gemeen overleg te zullen handelen en geenen afzonderlijken vrede te zullen sluiten, 1332 juli 31 i
370 (Willem), graaf van Henegouwen en Holland, beveelt aan Henric (van der Lecke?), om zijn huis te versterken, en zulks in antwoord op diens klacht aan heer Willem (van Duvenvoerde) over de Utrechtenaars, die hem beletten zijn koren te gebruiken en hem noodzaken kosten te maken, 1332 aug. 3 (?) i
371-371 Reinoud, graaf van Gelre, Sveder heer van Abcoude, en Willaem van Broechusen beloven aan bisschop Jan van Diest en de gilden van Utrecht, om Henric Snoyensone en anderen, die op het huis ten Oudegein gevangen genomen zijn, gevangen te zullen houden op het huis te Duurstede, en hen weder te zullen uitleveren aan den bisschop en de gilden op Vrijdag na St. Remeysdag (2 oktober), 1332. Met twee verlengingen van den termijn tot Dinsdag na St. Jacob (27 juli), 1332 en 1333
372-372 Reinoud, graaf van Gelre, en Gherard, heer van Voerne en burggraaf van Zeeland, geven, namens den graaf van Henegouwen en Holland, heer Willaem van Duvenvoerde en de stad Oudewater, aan bisschop Jan van Diest en de stad Utrecht eenen vrede van 's daags na Dertienden daghe (7 januari) tot des Sonnendaghes na Paesdach (11 april), bepaaldelijk ook wegens den doodslag van Ghisebrecht Slijc, 1333. Met vier verlengingen van dien vrede tot St. Bavendach (1 oktober) 1335
373-373 Reinoud, graaf van Gelre, belooft aan bisschop Jan van Diest en de stad Utrecht, om de uitspraak in den twist tusschen hen en Willem, graaf van Henegouwen, en heer Willam van Duvenvorde binnen veertien dagen na St. Jansdag te Middesomer (8 juli) te zullen doen volgens het tusschen hen (te Bomel) overeengekomene. 1333. Met twee verlengingen van den termijn tot Kerstmis, 1333
374 Zoen, uitgesproken door Reinoud, graaf van Gelre, in den twist tusschen bisschop Jan van Diest en de stad Utrecht ter eenre en graaf Willem van Henegouwen, heer Willam van Duvenvoerde en de stad Oudewater ter andere zijde, o.a. over het sloopen van het huis ten Gein en over den doodslag van Ghiselbrecht Slijc, 1334 jan. 18 i
375 De Domproost, de deken van St. Jan en heer Aernoud van Yselsteyne verklaren, dat de magen van vaders- en moederszijde van Ghisebrecht Slijc erkend hebben van de stad Utrecht ontvangen te hebben 125 pond zwarte Tournooisen, als zoengeld voor diens doodslag aan de Nieuwe Vaart, volgens de uitspraak van Reinoud, graaf van Gelre, 1334 aug. 10 i
376 Coenraet van Oesterwijc, baljuw en rentmeester van Schoonhoven en der Goude, verklaart eenen vrede gemaakt te hebben tusschen de stad Utrecht en de stad Gouda tot St. Lambertsdag (17 september), 1334 aug. 11 i
377 Reinoud, graaf van Gelre, geeft aan de stad Utrecht in bewaring het huis te Oudegein, totdat hij het aan iemand zal toegewezen hebben, 1335 okt. 14 i
378-378 Reinoud, graaf van Gelre, verklaart een bestand voor den tijd van veertien dagen gemaakt te hebben tusschen Willem, graaf van Henegouwen en Holland, en heer Wilhem van Duvenvoerde en de stad Utrecht, zoodat die van Utrecht met het goed, dat zij aan hun lijf dragen, vrijgeleide zullen hebben, 1336. Met drie verlengingen van het bestand tot Allerheiligendag (1 november) 1338
379 Zoen, door Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, gemaakt tusschen Willem, graaf van Henegouwen en Holland, en de stad Utrecht, ter vervanging van den zoen, vroeger tusschen partijen gemaakt door den hertog van Gelre, 1340 april 8. Met transfix, 1340 april 10, waarbij graaf Willem van Henegouwen en Holland deze uitspraak goedkeurt i
380 Willaem van Duvenvoerde belooft de belangen der stad Utrecht voor te staan bij graaf Willem van Holland en eventueele geschillen met de stad te laten bijleggen door scheidslieden, 1340 april 30 i
381 Quittantie van Willem, graaf van Henegouwen en Holland, voor de betaling door de stad Utrecht van 3200 pond zwarte Tournooisen volgens den zoen, gemaakt door den heer van Biaumont, 1340 mei 7 i
382 Quittantie van Peter van der Haye, kapellaan van heer Willam van Duvenvoerde, voor de ontvangst van de stad Utrecht van 800 pond zwarte Tournooisen volgens den gesloten zoen, van welke 800 ponden aan de stad teruggegeven zijn 200 pond als vergoeding voor goederen, aan die van Utrecht ontnomen te Fellenoord, 1340 mei 18 i
383 Johan Sceyve van Bennenbroec geeft aan de stad Utrecht eenen vrede tot St. Petersdach ad cathedram (22 februari) en belooft binnen eene halve mijl van de stad Utrecht niet te zullen komen, 1342 dec. 24 i
384 Bisschop Jan van Arkel belooft aan de stad Utrecht, zonder haar geen zoen te zullen maken met den heer van Abcoude, en verder om de stad te helpen in den twist met heer Jacob van Hetheren, Willaem Borre van den Damme en de bloedverwanten van heer Johan Bol, 1344 aug. 12 i
385 Bisschop Jan van Arkel bevestigt op nieuw de privilegiën der stad Utrecht en sluit met de stad een of- en defensief verbond, 1344 nov. 29 i
386 Bisschop Jan van Arkel belooft aan de stad Utrecht, om met heer Jan van Henegouwen geen zoen te zullen uitspreken tusschen den graaf van Holland en de stad, dan met toestemming van de meerderheid der daartoe gestelde vijftienen van de gilden, 1345 juli 23 i
387 Bisschop Jan van Arkel verklaart in overleg met de stad Utrecht, op grond eener oude keur in het stadboek, dat Johan van Lewenberch, Herman van den Riin, zoon van Grote Ghise, Johan uten Weerde, zoon van Ghisebrecht haren Johanssoen, Ghisebrecht Gunter en Claes van den Putte, die den graaf van Holland tegen de stad Utrecht hebben opgezet, eene mijl buiten de stad gebannen en van hun burgerschap ontzet zijn, 1346 jan. 16 i
388 Bisschop Jan van Arkel verklaart met de stad overeengekomen te zijn, dat geestelijken of leeken, binnen de stad woonachtig, die misdaden plegen tegen den bisschop of de stad en, na daarover terecht gedaagd te zijn, klagen bij personen buiten de stad, die den bisschop of de stad daarover lastigvallen, eene mijl buiten de stad gebannen zullen zijn. Op grond van deze overeenkomst worden Henric van den Riin, proost van St. Jan, zijn broeder Pelgrim en hun neef Henric van Lewenberch uit de stad gebannen, 1346 juni 29 i
389-389 Keizerin Margareta en Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, geven aan bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht eenen vrede van twee jaren in den oorlog tusschen de grafelijkheid van Holland en den bisschop en de stad, 1346. Met akte van keizerin Margareta, waarbij zij belooft de stad Zierikzee tot dezen vrede te doen toetreden, 1346
390 Johan, graaf van Kleef, belooft aan bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht, dat hij zonder goedvinden van bisschop en stad geene uitspraak zal doen in den twist tusschen den bisschop en de stad en Willem hertog van Beieren en de grafelijkheid van Holland, waarvan de uitspraak opgedragen was aan den hertog van Limburg, heer Jan van Henegouwen en hem, 1348 sept. 11 i
391 Henric Bertoud, heer van Duffel en van Gheele, verzoent zich met de stad Utrecht wegens den doodslag van bisschop Willem Berthoud van Mechelen, op voorwaarde, dat de stad eene jaarlijksche memorie voor den bisschop zal laten doen, 1349 sept. 4 i
392-392 Zoen tusschen Willem, hertog van Beieren en graaf van Holland, met bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht, 1351. Met twee akten waarbij de stad Dordrecht tot dezen zoen toetreedt en waarbij de graaf Schoonhoven, Gouda en het geheele gebied van den heer van Beaumont in den zoen begrijpt, 1351
393 Zoen tusschen Margareta, gravin van Henegouwen en Holland, en bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht, 1352 juli 24 i
394 Florans van Montforde, Alfaer en Henric de Rover van Montforde doen oorvede aan den bisschop en de stad Utrecht wegens hunne gevangenis te Utrecht ter zake van het gevangennemen van eenige burgers door Sweder van den Nesse, 1352 sept. 23 i
395 Quittantie van Jan, heer van Byele, wegens de ontvangst van den bisschop, den heer van Abcoude en de stad van 25 pond 17 schellingen en 4 penningen Vlaamse grooten wegens in hunnen dienst gemaakte kosten, 1354 mrt. 5 i
396 Bisschop Jan van Arkel onderwerpt de beslissing over de misdrijven van Zweder uter Lo, proost van St. Pieter, en die met hem op het huis ter Eembrugge gelegen hebben, aan de uitspraak van de stad Utrecht, 1354 mei 25 i
397 Bisschop Jan van Arkel erkent schuldig te zijn aan de stad Utrecht 900 pond Utrechtsch payment, wegens gelden, door haar verschoten op het huis ter Eembrugge sedert Zweder uter Lo, proost van St. Pieter, dit huis aan de stad overleverde, en stelt daarvoor het huis zelf tot onderpand, 1354 mei 26 i
398 Zoen tusschen Willem, hertog van Beieren en graaf van Holland, en bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht, 1356 juni 30 i
399 Willem, hertog van Beieren en graaf van Holland, geeft op den met bisschop Jan van Arkel en de stad Utrecht gesloten zoen hun eenen vrede voor drie jaren, 1356 juli 1 i
400 Quittantie van Reinoud, hertog van Gelre, voor de ontvangst van de steden Utrecht en Amersfoort (door tusschenkomst van den proost van Zutphen) van 250 oude schilden op rekening van de door haar verschuldigde 500 schilden, 1356 aug. 5 i
401 Hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, machtigt heer Aernoud van Yselsteyne om jaarlijks, als de stad Utrecht hem niet dient, van haar te ontvangen 400 oude schilden volgens den zoenbrief, 1356. Vidimus van den proost van St. Jan, 1356 dec. 14 i
402 Quittantie van Dyderic, graaf van Moerse, wegens de ontvangst van de stad Utrecht van 23½ oude schilden voor het verlies in haren dienst van twee paarden, 1356 dec. 10 i
403 Bisschop Jan van Arkel verklaart ontvangen te hebben van Ghisebrecht, heer van Vianen en den Goye, twee brieven: 1. waarbij hertog Willem van Beieren geeft aan Ghisebrecht van Vyanen tot herbouw van het huis ten Goye de door den bisschop en de stad Utrecht volgens den zoen verschuldigde 4000 pond Utrechtsch payment d.d. 1356, en 2. waarbij Ghisebrecht, heer van Vianen en den Goye, erkent deze 4000 ponden van den bisschop en de stad ontvangen te hebben d.d. 1357, 1357 febr. 1 i
404 Albrecht, paltsgraaf en ruwaard van Holland, belooft aan de stad Utrecht, om in geval van oorlog hare tegenpartij niet te zullen bijstaan, terwijl zij, als het graafschap Holland den bisschop aanvalt, dezen mag helpen, 1359 dec. 7 i
405 Zoen van Dyderic van Hessen en vele andere edelen met de stad Utrecht, ter beëindiging van de veete wegens heer Vrederic van Doesborch, 1361 april 10 i
406 Zoen van Walraven van Wye en verscheidene opgenoemde heeren met de stad Utrecht, ter beëindiging van de veete wegens Gheriit Holle, 1361 aug. 23 i
407 Bisschop Jan van Arkel verklaart met de stad Utrecht verzoend te zijn en haar in al hare rechten en privilegiën te zullen handhaven, 1362 dec. 15 i
408 Uitspraak van Eduard, hertog van Gelre, in den twist tusschen bisschop Jan van Virnenburg, de stad Utrecht en Albrecht van Beieren, ruwaard van Holland, 1371 juni 15 i
409 Albrecht, paltsgraaf en ruwaard van Holland, verklaart met bisschop Arnold van Hoorn en de stad Utrecht overeengekomen te zijn, om hunne geschillen over het gerecht van Vrieeswijk, het huis Ghildenborch, de huizen op de Nieuwe Vaart enz. aan scheidslieden te onderwerpen, 1373 okt. 10 i
410 Albrecht, paltsgraaf en ruwaard van Holland, verlengt den termijn voor de scheidslieden tot het doen van uitspraak in de geschillen tusschen hem en den bisschop en de stad Utrecht tot Beloken Paeschen (9 april), 1373 nov. 7 i
411 Verbond tusschen bisschop Arnold van Hoorn en de stad Utrecht tegen hertog Albrecht van Beieren en de grafelijkheid van Holland, 1374 april 11 i
412 Alart, heer van Bueren en Businchem, verklaart, dat hij en allen die met den bisschop en de stad Utrecht in oorlog waren om den wil van hertog Albrecht, met hen verzoend zijn, 1374 mei 16 i
413 Zoen in den twist tusschen den bisschop en de stad Utrecht en paltsgraaf Albrecht, ruwaard van Holland, en den heer van Vianen c.s. over de sluizen op de Nieuwe Vaart, het huis Ghildenborch, het gerecht van Vreeswijk enz., 1375 mrt. 21 i
414 Quittantie van Reynoud van Brederode, heer van Ghennep, wegens de ontvangst van de stad Utrecht van 1000 oude schilden in afkorting van 1500 oude schilden, die de stad Utrecht schuldig is aan hertog Albrecht van Beieren, ruwaard van Holland, 1375 mrt. 27 i
415 Albrecht, paltsgraaf en ruwaard van Holland, ontslaat allen, die aan hem of de zijnen oorvede gedaan hebben in den oorlog tusschen het Sticht van Utrecht en de grafelijkheid van Holland, daarvan, 1375 april 11 i
416 Bisschop Florens van Wevelinchoven belooft aan de stad Utrecht, die het maarschalksambt en het huis te Vreeland gelost heeft van heer Henric van Loenresloot en het heeft verpand aan den heer van Abcoude, haar dit niet ten kwade te zullen duiden en om den heer van Abcoude daarvan te zullen voldoen, 1379 okt. 30 i
417 Zweder, heer van Gasebeke, verklaart, dat voldaan is aan de overeenkomst tusschen hem en de stad Utrecht over het maarschalksambt van Utrecht en het huis te Vreeland, 1381 sept. 10 i
418 Bisschop Florens van Wevelinchoven belooft aan de stad Utrecht, om Jacob van Zulen niet te zullen ontzetten van het maarschalksambt en uit het bezit van het huis te Vreeland, zoolang de 3000 oude schilden, die Jacob onder borgtocht der stad Utrecht aan hem heeft geleend, niet zijn betaald, 1381 i
419 Quittantie van Aernt van der Lawiic aan de stad en het Sticht Utrecht, voor de betaling van het hem verschuldigde wegens dienst in den oorlog, 1387 mrt. 14 i
420 Bisschop Florens van Wevelinchoven staat toe, dat de stad Utrecht ter voldoening der kosten, door haar gemaakt in den oorlog van Montfoort, eene som van 7000 guldens zal innen uit de morgengelden, huisgelden, maaggelden, ‘van den corteneede’, ‘van den dijcrechte in Lopikerweerde te verwandelen’ en uit de breuken, verschenen in den oorlog tusschen die van Arkel en van Vianen; de stad zal die gelden met den bisschop innen, de bisschop zal daarvan ontvangen 5 en de stad 7 van de 12 penningen, 1392 mei 19 i
701 Stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Inventaris
1. Archief van de raad
1.7. Verbonden en zoenen betreffende oorlogen en veten
420
Bisschop Florens van Wevelinchoven staat toe, dat de stad Utrecht ter voldoening der kosten, door haar gemaakt in den oorlog van Montfoort, eene som van 7000 guldens zal innen uit de morgengelden, huisgelden, maaggelden, ‘van den corteneede’, ‘van den dijcrechte in Lopikerweerde te verwandelen’ en uit de breuken, verschenen in den oorlog tusschen die van Arkel en van Vianen; de stad zal die gelden met den bisschop innen, de bisschop zal daarvan ontvangen 5 en de stad 7 van de 12 penningen, 1392 mei 19
Datering:
1392 mei 19
Omvang:
1 charter

Vorige
Volgende

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
laatste wijziging 30-05-2016
1 gedigitaliseerd
421 Bisschop Frederik van Blankenheim belooft aan de stad Utrecht, om de gevangenen, door hen op Rijnestein gemaakt, niet te zullen ontslaan voordat zij oorvede gedaan hebben, 1397 mei 7 i
422-422 Oorvedebrieven van verschillende personen ten behoeve van bisschop Frederik van Blankenheim, de steden Utrecht en Deventer en de heeren van Abcoude, Vianen en Montfoort, 1397
423 Twintigjarig verbond tusschen bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Utrecht, Amersfoort, Deventer, Kampen en Zwolle, waarbij zij beloven, elkander te zullen bijstaan, als aan een der verbondenen onrecht geschiedt, en geen afzonderlijken zoen te maken, 1399 aug. 16 i
424 Verbond van de stad Utrecht met hertog Albrecht en Willem van Beieren tegen Johan, heer te Arkel, 1402 juni 23. Gecancelleerd i
425-425 Johan Hombout, burger te Utrecht, neemt aan om ten behoeve van hertog Willem van Beieren, van bisschop Frederik van Blankenheim en van de stad Utrecht te maken een bolwerk voor de blijde der stad Utrecht bij het slot Eversteyn en een werktuig om het volk over de grachten en muren binnen dit slot te brengen, 1405. Met schepenbrief van Utrecht, waarbij Johan Hombout deze verplichtingen in rechte erkent, 1405
426 Bisschop Frederik van Blankenheim belooft, dat de stad Utrecht van den te verwachten buit in den oorlog met den heer van Arkel vooraf zal mogen innen fl. 15000, door haar uitgegeven voor het maken van een blokhuis bij Eversteyn en de soldij der bezetting, en verder de door haar voorgeschotene helft der kosten van de thans nog voor Eversteyn aan te leggen werken, 1405 aug. 9 i
427 Bisschop Frederik van Blankenheim belooft aan de stad Utrecht uit te reiken een vierde deel van de bede en het morgengeld, die hem geconsenteerd zijn, en zulks in afkorting van de betaling der kosten, die de stad gemaakt heeft voor het slot Eversteyn en verder na de inneming daarvan voor het bezetten der blokhuizen Palenborch en Vreedborch, 1406 juni 21 i
428 Jan van Beieren, elect van Luik, door de stad Utrecht aangewezen als overste arbiter in den twist van bisschop Frederik van Blanckenheim en de stad Utrecht met Jan, heer van Arkel, en zijn zoon Willam, belooft in de door hem te doene uitspraak geene melding te zullen maken van de rechten van bisschop en kerk, bepaaldelijk niet van de heerlijkheid van Hagestein en Haastrecht, waarover de bisschop eenen eed gedaan heeft, 1408 april 18 i
429 Johan, heer te Arkel en Wyllem, zoon te Arkel, verlengen den vrede, vroeger gegeven aan bisschop Frederik van Blanckenheim en de stad Utrecht, en den termijn voor het uitspreken van den zoen door Jan van Beieren, elect van Luik, van den dag na O.L.Vrouwen Purificatio (3 februari) tot den Zondag na Beloken Paschen, ‘als men singet in der heyliger kerken Misericordia Domini’ (21 april), 1409 jan. 13 i
430 Jan van Beieren, elect van Luik, door de stad Utrecht als overste arbiter aangewezen in den twist tusschen den bisschop en de stad met Jan van Arkel en zijn zoon Willem, verklaart geene uitspraak te zullen doen over rechten der Utrechtse kerk, 1409 jan. 31 i
431 Willem, hertog van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, en de stad Utrecht onderwerpen hunne geschillen ter zake van de veete van Arkel aan de uitspraak van vier scheidslieden, 1415 okt. 6 i
432 Bisschop Frederik van Blankenheim doet als overman uitspraak over twee punten, waarover de scheidslieden in de geschillen tusschen hertog Willem van Beieren en de stad Utrecht het niet eens konden worden, 1415. Vidimus van de vier scheidslieden Philips, heer van Wassenaar, Willem Eggart, Willem van Alendorp en Volpert van Amerongen, 1415 okt. 13 i
433 Philips, heer van Wassenaar, Willem Eggairt, Willem van Alendorp en Volpert van Amerongen doen als scheidslieden uitspraak in den twist tusschen hertog Willem van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, en de stad Utrecht, 1415 okt. 12 i
434 Willem, hertog van Beieren, ontslaat de stad Utrecht van alle verplichtingen, die zij tegenover hertog Albrecht en hem op zich genomen heeft ter zake van de veete van Arkel, 1415 okt. 12 i
435 Jan, zoon des konings van Frankrijk, hertog van Touraine, bevestigt den zoen, volgens uitspraak van den burggraaf van Leiden, Willem Eggart, Willem van Alendorp en Volpert van Amerongen getroffen tusschen de stad Utrecht en zijnen vader, hertog Willem van Beieren, 1415 okt. 13 i
436 Willem, hertog van Beieren, graaf van Henegouwen en Holland, ontslaat de stad Utrecht van alle verplichtingen ter zake van de werken, die Jan Hombout, burger van Utrecht, aangenomen heeft te maken, doch niet gemaakt heeft tegen het huis Eversteyn, 1415 dec. 24 i
437 Johan van Herlaer van der Huele en de gebroeders Koen, Gherijt en Aernt van Herlaer bekrachtigen de gedane uitspraak van Henric, heer van Vianen van den Goye, en andere scheidslieden in de veete tusschen de stad Utrecht en hen over de verwoesting van het huis ter Huelen, 1416 jan. 16 i
438 Jacoba, hertogin van Beieren, gravin van Henegouwen en Holland, belooft de stad Utrecht geen zoen te maken met hertog Jan van Beieren zonder de stad daarin te begrijpen, 1418 jan. 31 i
439 Johan, hertog van Beieren, verzoent zich met de steden Utrecht en Amersfoort, 1419 april 1 i
440 Verbond tusschen Johan, hertog van Beieren, en de steden Utrecht en Amersfoort, 1419 april 1 i
441 De stad Utrecht verklaart, dat de schout Claes Sloyer en Tydeman van Dorsschen onder eede hebben medegedeeld, hoe Jacop van Lochorst, Jan van Bunnick en Johan van Damassche in 1415 oorvede hebben gezworen ten behoeve der stad Utrecht, en dat desniettegenstaande deze drie personen in 1416 met gewapend volk voor de stad zijn gekomen om die in te nemen, en eenige burgers hebben gedood en gekwetst, 1419 juli 21 i
442 De stad Amersfoort erkent aan de stad Utrecht schuldig te zijn 397 Guilhelmus-schilden en 30 witte groot wegens geleend geld, terug te betalen een jaar na den zoen met hertog Jan van Beieren en hertog Reinoud van Gelre, 1420 okt. 16 i
443 Reinoud, hertog van Gulik en Gelre, verzoent zich met bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Utrecht en Amersfoort, en belooft op St. Peters- en Paulusdag (29 juni) gevolmachtigden naar Culemborg te zenden om het nader tusschen partijen overeengekomene te volvoeren, 1422 juni 10 i
444 Johan, hertog van Beieren, verklaart met bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Utrecht en Amersfoort verzoend te zijn en gevolmachtigden naar Culemborg te zenden op St. Peters- en Pouwelsdag (29 juni) om aan dien zoen te voldoen, 1422 juni 10 i
445 Bisschop Frederik van Blankenheim erkent schuldig te zijn aan de stad Utrecht 2000 Arnhemse guldens, aan hem geleend voor den oorlog tegen hertog Jan van Beieren en den hertog van Gelre, 1422 juni 29 i
446-446 Reinoud, hertog van Gulik en Gelre, stelt de uitvoering van het te Ingen met bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Utrecht en Amersfoort gesloten verdrag, met hun goedvinden uit tot maandag na St. Decollatie (31 augustus), 1422
447 Johan, hertog van Beieren, stelt met goedvinden van bisschop Frederik van Blankenheim den termijn voor het voldoen aan den te Ingen gesloten zoen uit tot maandag na St. Jans Decollatie (31 augustus), 1422 juli 24 i
448 Zoen van bisschop Frederik van Blankenheim en de steden Utrecht en Amersfoort met Reinoud, hertog van Gulik en Gelre, 1422 juli 27 i
449-449 Zoen tusschen Johan, hertog van Beieren, met zijne helpers en bisschop Frederik van Blankenheim met zijne steden en helpers, gesloten te Culemborg, 1422. Met akte waarbij de stad Dordrecht tot dezen zoen toetreedt, 1423
450 Zetting van een morgengeld en huisgeld door bisschop Frederik van Blankenheim tot betaling der schatting van 56.000 Rijnse guldens, verschuldigd aan hertog Jan van Beieren en hertog Reinoud van Gulik en Gelre, volgens den gesloten zoen, en waarvoor de stad Utrecht alleen borg gebleven is, 1422 juli 21 i
451 Johan, hertog van Beieren, verklaart dat Gerijt van Heemskerc, heer tot Oesthuysen, zoolang hij den zoen tusschen den hertog en den bisschop van Utrecht c.s. niet medebezegeld heeft niet binnen Holland en Zeeland zal mogen komen, 1423 mei 12 i
452 Johan, hertog van Beieren, verlengt den vrede tusschen bisschop Frederik van Blankenheim, de steden Utrecht en Amersfoort en hunne helpers met hem en zijne helpers, die eindigen zou op Beloken Pinksteren (30 mei), tot veertien dagen na St. Jan Baptist te Midzomer (8 juli), 1423 mei 27 i
453 Quittantie van Johan, hertog van Beieren, voor de ontvangst van bisschop Frederik van Blankenheim en de stad Utrecht eener som van 12.500 Rijnse guldens, wegens den gesloten zoen, 1423 juli 16 i
454-454 Volmacht van het stedelijk bestuur van Utrecht op Tydeman Konink, Tydeman Brant, Henric van Schonebergh en Herman van Ratingen, om van den paus vernietiging te vragen van het banvonnis, door Johan, graaf van Luyffe, rechter en commissaris van keizer Sigismund, uitgesproken wegens het niet verschijnen in het geding met Jacob van Lochorst, Jan van den Spiegel, Dirc van Zulen en Jan van Damassche c.s., 1424. Met afschrift van een brief waarbij koning Sigismund de stad Keulen van dit banvonnis kennis geeft, 1420
455 De elect Zweder van Culemborg belooft de ballingen der stad Utrecht te helpen vervolgen voor den keizer, den paus enz. en hen buiten de stad te zullen houden. Verder verbindt hij zich, om niets buiten de drie Staten te doen in het geschil met Gelre, om de overeenkomst omtrent de teruggave aan de stad Utrecht van de kosten van het terugwinnen van Hagestein te handhaven, de verpanding der sloten Vreeland en Ter Eem te erkennen en het geschil tusschen de stad en de kapittelen over den accijns in redelijkheid te bemiddelen, 1425 aug. 16 i
456 De elect Zweder van Culemborg belooft de stad Utrecht te zullen bijstaan, indien Johan, heer tot Egmond, en zijn broeder Willem de stad lastigvallen wegens de afbraak van slot en stad IJsselstein, en verder om de heeren van Egmond niet in de stad te zullen brengen, 1425 aug. 16 i
457 De elect Zweder van Culemborg en de stad Utrecht verbinden zich om recht te doen over het gebeurde binnen Utrecht op Dinsdag na O.L.Vrouwen-Assumpcio (21 augustus), waarbij Beernt Proeys en Gherbrant Spiker doodgeslagen zijn, 1425 aug. 26 i
458 Beernt Proys c.s. verklaren, dat zij geene wraak zullen nemen wegens den doodslag van hunnen vader Beernt Proys, en dat zij de zaak hebben onderworpen aan de uitspraak van den raad, 1426 mei 24 i
459 Herman van Lochorst, Domdeken, en Ghisebrecht van Lochorst, kanunnik ten Dom, beloven aan de tegenwoordige machthebbers binnen de stad Utrecht (t.w. Johan, burggraaf van Montfoort, Johan van Vianen tot Noordeloos en Johan van Rinesse van Rinouwen), om als zij eenen ruwaard van het Sticht aanstellen, dien met hunne magen en vrienden en met de drie Staten te zullen helpen en bisschop Zweder van Culemborg te zullen weerstaan, 1426 aug. 24 i
460 De stad Amersfoort verklaart zich aan te sluiten bij den brief, waarbij ridderschap en steden van den lande van Utrecht aan beide zijden der IJssel zich verbinden tot ondersteuning van den postulaat Rudolf van Diepholt, 1426 dec. 5 i
461 Verbond tusschen hertogin Jacoba van Beieren, den postulaat Rudolf van Diepholt en de stad Utrecht tegen den elect Zweder van Culemborg, 1427 mrt. 14 i
462 Tweejarig verdrag tusschen hertogin Jacoba van Beieren, den postulaat Rudolf van Diepholt en de stad Utrecht, waarbij zij de grenzen bepalen binnen welke elk hunner bevoegd zal zijn overeenkomsten aan te gaan met hunne tegenstanders tot het afkoopen van brandschattingen, 1427 mrt. 14 i
463 Verbond van den postulaat Rudolf van Diepholt en de stad Utrecht met de gebroeders Willem, heer tot Bueren, en Johan van Bueren, proost te Aken, tegen den hertog van Gelre en bisschop Zweder van Culemborg, 1427 aug. 27 i
464-464 Filips, hertog van Bourgondië, geeft den postulaat Rudolf van Diepholt en de stad Utrecht c.s. eenen vrede van 29 december tot 15 februari toe, 1428. Met akten, waarbij deze vrede verlengd wordt tot veertien dagen na St. Maarten in den winter of 24 november, 1429
465-465 Akte (notule), opgemaakt van de punten, waarop men overeengekomen is den zoen te maken tusschen hertog Arnold van Gelre en den postulaat Rodolf van Diepholt en de zijnen, 1429. Met akte van hertog Arnold, waarbij hij verklaart, dat eenige woorden, in dezen zoen later bijgevoegd, dezelfde kracht hebben als de rest van het stuk, 1429
466 Arnold, hertog van Gelre, verklaart, dat wegens den zoen met den postulaat Rudolf van Diepholt alle Stichtenaars, die aan den postulaat getrouw gebleven zijn, hunne goederen in zijn land gebruiken en de achterstallige pacht heffen mogen, evenals de zijnen in het bisdom, 1429 febr. 20 i
467 Quittantie van Arnold, hertog van Gelre, voor de ontvangst van den postulaat Rudolf van Diepholt en de steden Utrecht, Amersfoort en Rhenen, van 400 Arnhemse guldens, op afkorting van den tweeden termijn van 20.000 Arnhemse guldens, die zij hem schuldig zijn, 1429 febr. 20 i
468-468 De stad Rhenen erkent schuldig te zijn aan de stad Utrecht 196 Arnoldusguldens 9½ oude boddragers, wegens de in den laatste oorlog te leen ontvangene 97 mouder rogge, Utrechtse maat, 1429. Met volmacht van de stad Utrecht op Henrick Bulle tot inning daarvan, 1433
469 Arnold, hertog van Gelre, verlengt den termijn tot uitvoering van den zoen tusschen hem en den postulaat Rudolf van Diepholt en zijne steden tot den 28 juli a.s., 1429 juli 14 i
470 De postulaat Rudolf van Diepholt en de stad Utrecht verklaren, dat de stad Amersfoort op hun verzoek met hen erkent heeft schuldig te zijn 60.000 Arnhemse guldens aan hertog Arnold van Gelre, en beloven de stad daarvoor schadeloos te zullen houden, 1429 juli 26 i
471-471 Arnold, hertog van Gelre, belooft den brief over den met den postulaat Rodolf van Diepholt en de stad en steden van het Sticht gemaakten zoen volzegeld te zullen overleveren voor acht dagen na Pinksteren (1430 juni 11), 1429. Met akte van denzelfden dag, waarbij verschillende edelen zich onder verplichting tot leisting voor deze belofte borgstellen, 1429
472 Zoen tusschen Arnold, hertog van Gelre, en den postulaat Rudolf van Diepholt, de stad Utrecht en de steden Amersfoort, Deventer, Kampen en Zwolle, 1429 juli 28 i
473 Filips, hertog van Bourgondië, belooft dat de zoen, door hem met Rudolf van Diepholt, de steden en het Sticht van Utrecht gesloten, ook door de steden Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Middelburg en Zierikzee zal bezegeld worden, 1430 jan. 13 i
474 Vidimus van de stad Utrecht van een akte waarbij de stad aan de kinderen en magen van den vermoorden burgemeester Bernt Proys, als zoengeld uit stadsgoederen belooft 1300 oude Franse schilden d.d. 1429, welke akte tegelijk als betaald vernietigd wordt, 1431 nov. 6 i
475 Scheidsrechterlijke uitspraak van Rudolf van Diepholt in een geschil tusschen de steden Utrecht en Kampen over eene pretensie van 7000 Beijerse guldens, die Kampen op Utrecht beweert te hebben wegens een leger, dat geweest is in de Eem in 1428, 1442 juni 18 i
476 Bisschop Rudolf van Diepholt vergunt de stad Utrecht eene som van 4608 Rijnse guldens te heffen uit den tweeden termijn van de Drentse bede en eene som van 5500 Rijnse guldens uit den eersten termijn van het nieuwe morgengeld, en zulks ter vereffening van verschillende oude pretensiën der stad, 1450 jan. 31 i
477 De elect Gijsbrecht van Brederode, de vijf kapittelen, de ridderschap aan deze zijde der IJssel en de stad Utrecht sluiten eene overeenkomst met de stad Rhenen, waarbij de onderlinge geschillen vereffend worden, terwijl de stad Rhenen geene vijanden van den elect zal inlaten en geen nieuwen heer zal huldigen, tenzij gedwongen, 1456 april 9 i
478 Henric, bastert van Montfoort die oude, verklaart, daar hem door de stad Utrecht teruggegeven is het genot van alle erf- en lijfrenten, die hem in 1449 bij zijne verbanning ontnomen waren, aan de stad kwijtschelding te geven van alle sedert negen jaren verschenen termijnen daarvan, 1458 april 20 i
479 Jan van Renes van Reynouwen verklaart door de stad Utrecht voldaan te zijn van de schade, zijnen vader vroeger toegebracht door het verbranden van het huis te Rijnauwen, 1458 mei 22 i
480 Zoen tusschen bisschop David van Bourgondië, zijnen broeder Anthonis en de stad Amersfoort en den Domproost Gijsbrecht van Brederode, Reynout van Brederode, Heynric van Montfoort en de stad Utrecht, 1458 juni 24 i
481 Vidimus, gegeven door den officiaal van den proost van Deventer, ten verzoeke van den secretaris der stad Utrecht, van een hier ingelaschten brief d.d. 1466, waarbij hertog Adolf van Gelre belooft de rechten der stad Deventer te zullen handhaven en zich te zullen houden aan den zoen tusschen hertog Arnold van Gelre en het Sticht van Utrecht, 1466 mrt. 13 i
482 Domproost Gijsbrecht van Brederode erkent van de stad Utrecht geleend te hebben 2000 Rijnse guldens, terug te betalen uit de restanten van het morgengeld van 21.000 Rijnse guldens, in 1456 hem en den hertog van Kleef door de Staten van het Nedersticht gegund, en zulks nadat hertog Johan van Kleef bij den hier ingelaschten brief d.d. 1456 den Domproost tot het innen van dit morgengeld gemachtigd heeft, 1468 sept. 15 i
483 Oorvedebrief van Peter van Zulen en 31 anderen, afgegeven ten behoeve van de stad Utrecht bij hunne terugkomst uit hunne ballingschap, 1470 juni 18 i
484 Oorvedebrief van Beernt Proys en zeven anderen, afgegeven ten behoeve van de stad Utrecht bij hunne terugkomst uit hunne verbanning, 1470 juni 19 i
485 Bisschop David van Bourgondië verzoent Frederic van Egmont, heer tot IJsselstein, met de stad Utrecht, 1470 juli 17 i
486 Bisschop David van Bourgondië geeft gratie van alle misdrijven, door leden der drie Staten aan deze zijde der IJssel gepleegd ter gelegenheid van de twisten in 1477 ontstaan tusschen den bisschop en hen over het onderhouden hunner privilegiën, en bevestigt tevens al hunne privilegiën, 1481 mei 9 i
487 Jan van Beesd doet afstand van zijne verdiende soldij, omdat hij tegen het verbod van den raad in de stad Utrecht gekomen is, 1483 dec. 15 i
488 Rooms-koning Maximiliaan geeft aan de burgers van Utrecht geleide tot den 1 augustus, en zulks met het oog op de dagvaarding van hen en van de heer van IJsselstein met zijnen zoon Floris voor den Grooten Raad te Mechelen, ter vereffening der tusschen hen bestaande geschillen, 1491 juni 3 i
489 Frederick tot Egmonde, heer tot IJsselstein, en zijn zoon Florijs verzoenen zich met bisschop David van Bourgondië en de stad Utrecht ter zake van de twisten over de inneming der St. Catharijnepoort in 1489 en den aanslag op de stad Utrecht op Paaschavond 1491, 1493 febr. 26 i
490 Bisschop David van Bourgondië en de stad Utrecht verzoenen zich met Frederick tot Egmont, heer tot IJsselstein, ter zake van de twisten over het innemen der St. Catharijnepoort in 1489 en den aanslag op de stad Utrecht op Paaschavond 1491, 1493 febr. 26 i
491 Drie brieven van den Rooms-koning Maximiliaan aan de Staten en aan den heer van IJsselstein, houdende verbod van arrest op de goederen der Staten door den heer van IJsselstein voor de betaling van fl. 21.000 volgens verdrag, 1494. Afschriften i
492-492 Stukken betreffende den eisch, door heer Walraven van Brederode voor bisschop Frederik van Baden als arbiter en zijnen officiaal als commissaris gedaan tegen de stad Utrecht tot schadevergoeding wegens het plunderen van Vianen en Batensteyn in 1482 door den ritmeester Vincent van Zwanenburch ten tijde van den oorlog met den Rooms-koning Maximiliaan, 1501-1515
493 Rekening van Vincent van der Zwanenborgh, ‘ritmeyster’ der stad Utrecht, ‘van sulcken gebreken die vurseyde stat hem.. schuldich ist’ wegens zijne diensten in 1481/82, [begin 16e eeuw], met eene lijst der betalingen, door de tweede kameraar Peter Trinde aan Van Swanenburch (in 1481/82) gedaan op rekening zijner soldij, en afschrift eener quittantie van Van Swanenburch wegens eene betaling, hem ten behoeve der stad Utrecht gedaan door Evert van Schaec, 1482 i
494 Brieven van den Rooms-koning Maximiliaan en aartshertog Filips van Oostenrijk aan bisschop Frederik van Baden, houdende verbod van hulp aan de Geldersen, 1504. Afschriften i
495 Zoen tusschen bisschop Frederik van Baden en de Staten van het Nedersticht met den graaf van Bueren en zijn zoon Floris van Egmondt, heer tot IJsselstein, uitgevaardigd door keizer Maximiliaan en aartshertog Karel van Oostenrijk, 1511 aug. Met akte, waarbij keizer Karel V dezen zoen bevestigt, 1515 juni 10
496 Bisschop Frederik van Baden, de ridderschap aan beide zijden der IJssel en de steden Utrecht, Amersfoort, Rhenen, Wijk, Deventer, Kampen en Zwolle sluiten een verbond tot gezamenlijke afwering van het onrecht en de schade, hun in de laatste jaren gedaan, 1512 juni 19 i
497 Johan, heer tot Montfoort, verklaart, dat de stad Utrecht teruggekocht en hem ten geschenke gegeven heeft het huis Blanckenborch bij de Backerbrug, dat hem vroeger ontnomen was wegens den door hem aan de stad verleenden bijstand, 1514 mrt. 2 i
498 Keizer Maximiliaan en aartshertog Karel van Oostenrijk verklaren, naar aanleiding van een door Jan Claissone te Polsbroek voor het gerecht van Benschop ingestelden eisch tot het verhalen van schade, hem door Utrechtse burgers in den IJsselsteinse oorlog toegebracht, op aldaar gelegene goederen van Utrechtse burgers, dat op dergelijke eischen geen recht mag gedaan worden, daar in den zoen alle eischen tot schadevergoeding zijn te niet gedaan, 1514 dec. 27. Met verklaring van den deurwaarder over de publicatie daarvan, 1515 jan. 16 i
499 Vier brieven over den eisch van den schout van Noordeloos tegen de stad Utrecht tot vergoeding der schade, hem toegebracht door Utrechtse voetknechten in 1510 ten tijde van den IJsselsteinse oorlog, 1521-1523 i
500 De elect Hendrik van Beieren doet uitspraak in de twisten, die in de stad Utrecht ontstaan zijn, en waarover de beslissing hem is opgedragen door de gilden en door eenige onderzaten der stad, 1525 aug. 28 i
501 Gerechtsbrief van den officiaal van den bisschop, waarbij verscheidene personen ten verzoeke van de stad Utrecht eene beëedigde verklaring afleggen, houdende dat de inneming van Vianen tijdens den grooten oorlog van Utrecht door den ritmeester Vincentius van Zwanenborch heeft plaats gehad tegen den zin der gilden van Utrecht en dat Zwanenborch den roof uit Vianen niet binnen Utrecht heeft gebracht; verder dat de heeren van Montfoort en Nyevelt, die toen het bestuur der stad in handen hadden, de eersten waren geweest om oproer te maken tegen de vier oversten der stad en den bisschop, 1541 dec. 1 i
502-502 Stukken betreffende de pogingen van heer Reynault van Brederode tot het bekomen van schadevergoeding van de stad Utrecht voor de plundering van Vianen en zijn proces tegen de stad voor het Hof van Utrecht in 1542
503-503 René van Chalon, prins van Oranje, doet als scheidsman uitspraak in de geschillen tusschen Renault, heer tot Brederode, en de stad Utrecht over de te betalen schadevergoeding ter zake van de plundering van Vianen (welke uitspraak hem was opgedragen bij de beide hier ingelaschte akten van submissie d.d. 1542), en bepaalt de door de stad Utrecht te betalen schadevergoeding op 6000 Carolusguldens, 1543 jan. Met akte, waarbij keizer Karel V de arbitrale uitspraak van den prins van Oranje en het verband, door den heer van Brederode op al zijne goederen in Holland gelegd tot onderpand van zijne onderwerping daaraan, bevestigt, 1543 mrt, met de akten, waarbij partijen hun geschil aan de uitspraak van den prins onderwerpen, 1542-1543
504 Minuut-memorie van het stedelijk bestuur aan den rekenmeester Mr. Gerijt van Rennoy, houdende verzoek, dat de keizer bij de onderhandelingen met Kleef en Gelre de pretensiën van Utrecht regele, dat uitstel worde gegeven voor de betaling der schadevergoeding aan den heer van Brederode, en dat de stad verlof krijge tot het verkoopen van zooveel lijfrenten als noodig zijn voor deze betaling, ca. 1545 i
1.8. Geschillen en processen betreffende de handel
1.9. Geschillen met het garnizoen van de stad
1.10. Politietoezicht op verschillende zaken
1.11. Stukken betreffende de stad Utrecht als lid van de Statenvergadering
1.12. Verschillende stukken, in het Stadsarchief gedeponeerd
2. Archief van de kameraars
3. Archief van de schepenbank
4. Stukken afkomstig uit de Utrechtse Landskist
5. Stukken van particuliere aard
laatste wijziging 02-02-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Bijlage
Regesten
laatste wijziging 02-02-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1122-1577
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het stadsbestuur van Utrecht 1122-1577
Auteur:
S. Muller Fz.
Datering toegang:
1893
Datering bewerking:
1993, 2006, 2015, 2019
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Rechtstitels voor 1962, passen niet direct in de Archiefwet van 1962 of 1995
Omvang:
40 m (stukken) en 11 m (charters)
Rubrieken:
Categorie:
laatste wijziging 02-02-2024
3.873 beschreven archiefstukken
1.785 gedigitaliseerd
totaal 147.715 bestanden
 
 
 
popup logo Archiefstuk reserveren

Originelen inzien? Plan dan hier uw studiezaalbezoek in.