- de boeten en keuren, in de vonnissen van den raad en de oudermannen uitgesproken
- de betalingen der nieuwe burgers
eene toelage van de eerste kameraar, bestaande in 1/3 van de opbrengst van den hopaccijns. Hij betaalde daaruit ‘den dagelijksen kost’, d.i. de tractementen der ambtenaren, bodeloonen, den wijn, jaarlijks door de stad aan verschillende personen geschonken, de uitkeering voor den tolvrijdom in Holland enz. (Van de Water, Placaatboek III p. 74). Naast hem stond als derde kameraar de schutmeester, wiens werkzaamheden somtijds ook aan de tweede kameraar waren opgedragen, terwijl er soms daarentegen twee schutmeesters waren. Deze ambtenaar had het opzicht over ‘der stad scutterie’ of de publieke werken. (Van de Water, Placaatboek III p. 238-242). Karel V droeg de werkzaamheden van de tweede kameraar en den schutmeester definitief op aan de tweede kameraar, die niet meer zelf eenige stedelijke inkomsten innen, doch uit het hem door de eerste kameraar uitgekeerde geld de loonen der ambtenaren en de stedelijke bouwwerken bekostigen zou. (Van de Water, Placaatboek III p. 318, 323, 340.)