709 Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorende aan de stad ('Bewaarde archieven II')
Uitleg bij archieftoegang
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief • Inleiding op het archief • Inventaris of plaatsingslijst • Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.
709
Archieven, bewaard bij het stadsbestuur van Utrecht, behorende aan de stad ('Bewaarde archieven II')
Het St. Elisabeths-gasthuis of weeshuis is in 1489/91 door den kanunnik en thesaurier ten Dom Everard Zoudenbalch, heer van Urk en Emeloord, gesticht aan het St. Catharijne-veld. * In de eerste jaren van zijn bestaan was het, dank zij bisschoppelijke begunstiging, vooruitgegaan; maar de beschieting van het nabij gelegen kasteel Vredenbug in het laatst der zestiende eeuw had aan het gebouw groote schade toegebracht (vgl. inv.nrs. 1028, 1033 noot). Daarbij kwam, dat het aantal weezen, voor wier opname het bestemd was, voordurend aangroeide. Daarom vonden de huismeesters in de saecularisatie van het Regulieren-klooster eene gereede aanleiding om van den raad der stad te verzoeken het kloostergebouw c.a. aan het weeshuis af te staan; dit is in 1582 geschied (vgl. de noot op bladzijde 107 hiervóór).
. Ant. Matthaeus, Fundationes, p. 315 e.v.
De verandering van woonplaats gaf evenwel niet voldoende verlichting voor het weeshuis, de uitgaven bleven de inkomsten overtreffen. Vandaar dat de raad in 1586 besloot bij de Staten van Utrecht erop aan te dringen, dat alle goederen van het klooster zouden worden toegekend aan het daarin overgebrachte weeshuis. *
. 'Den XXIIIen July. Geresolveert by den rade, dat men aen de Staten van Vtrecht anhouden sal, dat se alle goederen behorende aen den convente van de Reguliers in eigendom geven willen tot onderhout van den weeshuyse Vtrecht, twelck men verstaet dat alle jaer ten achteren compt ende hore saken nyet staende kan houden; mits vuytreyckende de conventualen huer toegeleyde alimentatie huer leven lang.-Noch gegeven tweeshuys tgene onbetailt is den raetsheren van de stadt, die tbroot alle weeck om gaen wegen hebben' (Raadsresolutie d.d. 23 juli 1586, fol. 119.)
Aanleiding te meer voor 's raads medewerking was gelegen in de bereidwilligheid, waarmede de huismeesters van het gesticht op verzoek van den raad weeskinderen opnamen, hoezeer zij moeite hadden de uitgaven te bestrijden. *
's Manendaichs den 10en Octobris. Also de huysmeysters vant weeshuys ter liefde ende requisitie des raets tot drie weeskynderen innegenomen hebben, nyetjegenstaende den staet vant weeshuys heel sober is, so ist dat den raet hunluyden beloeft heeft, dat zy sullen versien nyet alleen tot onderhout van deselve maer oick tot vermeerderinge ende verbeteringe vant incommen desselven weeshuyse, ten eynde meer ander weeskynderen geholpen mogen werden' (Raadsresolutie d.d. 10 October 1586, fol. 126); 'Den XVen Aprilis.
*
De raet der stadt Vtrecht -, gehoort de sober gestaltenisse van den armen weeshuyse binnen Vtrecht ende dat tot onderhout van deselve promptelyck dient versien, overmits de groote schulden daer zy inne verloopen syn ende de groote penningen by den huysmeysters voor deselve kinderen verschoten,-heeft alsnoch gepersisteert by hoer voorgaende resolutie ende gifte dat tselve weeshuys hebben ende genieten sullen de goederen van de Reguliers-convente binnen Vtrecht, affgetoghen de toegeseyde alimentatie voor den prior ende gemeen conventualen, die sulck oock onder hoer eygen handen geconsenteert hebben gehadt. Verclarende te meer te persisteren by dese resolutie, soe magistraten van Amersfoort, Rhenen ende Wyck die van de Directiecamer niet en willen toelaten eenyghe dispositie over de goederen van de mans- ende vrouwen-cloosteren binnen hoore steden synde, ende dat die van Vtrecht nyet vorders en hebben geconsenteert, soeveel die cloostergoederen aengaet, dan dat in d'eene stadt geschieden soude als in d'andere. Ende alsoe men verstaet, dat Ansem Ruysch, als by den Staten van Vtrecht gestelt tot rentmeyster over de manscloosteren des gestichts van Vtrecht, verscheyden pachters van de Reguliers van Vtrecht doen verdachvaerden heeft voor den hove van Vtrecht om betalinghe thebben van de verschenen pachten, soe heeft de raet gelast Aert Ram, procureur voor denselven hove, om hem van deser stadts wegen te voughen mit den huysmeysters van den weeshuyse jegens Ansem Ruysch in de qualite als boven' (Raadsresolutie d.d. 15 april 1588, fol. 181-182).
In verband hiermede zeide de raad den rentmeester der goederen van het klooster zijn beheer op, terwijl zij een ander tot de ontvangst en administratie committeerden. *
's Manendaichs den 10en Octobris. De pantvercopers zyn gecommitteert om van Niclaes van Hemert als rentmeyster van de goederen van de Reguliers off te eysschen zyn boucken ende ander scriften, dienende tot het voirseyde rentmeysterschap, ende hem tselve rentmeysterschap op te seggen, hem verbiedende alle verder ontfanck ende administratie; committerende tot dselve administratie by provisie Jacob de Ryck' (Raadsresolutie d.d. 10 October 1586, fol. 126); 'Des Manendaechs den XXVII Aprilis. Niclaes van Hemert ontfanger van de Reguliers-goederen sal men bevelen, binnen XIIII dagen in handen van den magistraet te leveren de reeckeningen, die hy voor de conventualen alst schynt gedaen heeft, mitsgaders die hy noch schuldich is te doen' (Raadsresolutie d.d. 27 april 1590, fol. 276); 'Den XVen January. De raet der stadt Vtrecht heeft om sekere redenen ende consideratiën goetgevonden een neutralen rentmeyster te nomineren ende stellen over de goederen van de Reguliers binnen Vtrecht, ten eynde de magistraet de vrye dispositie mach hebben over den overloop van dien, d'alimentatie van de conventualen ende andere lasten desselven convents affgetoogen; ende dat men daeromme Niclaes van Hemert conventuael ende rentmeyster sal affdancken ende van syn ontfanck rekeningh ende reliqua sal laten doen. Ende es voorts tot rentmeyster gecommitteert Otto Janssoen van Roen. Ende es voorts geordonneert te belasten den voornoemden Niclaes van Hemert, van nu voorts aen hem d'voorseyde administratie nyet meer te bemoyen' (Raadsresolutie d.d. 15 januari 1593, fol. 59). Een overzicht van het verloop dezer zaak is te vinden bij: Rengers Hora Siccama, De geestelijke en kerkelijke goederen, dl. 1, p. 629-631. Zie ook hiervóór de toelichting op het archief van het Regulierenklooster.
Voor het St. Elisabeths-gasthuis brak hiermede een nieuw levensstadium aan. Bleef het voldoen aan zijne oorspronkelijke bestemming, èn door de verhuizing naar de Oudegracht èn door de verandering van religie èn door de (later meer ingrijpende) medewerking van den raad was het een nieuwe phase van ontwikkeling ingetreden. Zoo was er dus geen bezwaar, het archief van het weeshuis te splitsen in twee deelen: a. dat van het St. Elisabeths-gasthuis tot 1582 (waarvan de inventaris hierachter wordt aangeboden), en b. dat van het Weeshuis (sedert 1759 Burgerweeshuis, sedert 1796 Gereformeerd Burgerweeshuis) aanvangende met het jaar 1582 (berustende in het gebouw van het Weeshuis aan de Oudegracht).
Het archief van het St. Elisabeths-gasthuis is nimmer met die zorg behandeld geweest als dat van het Regulieren-klooster. Gegevens omtrent de oude wijze van bewaring werden door mij niet aangetroffen. Zooveel mogelijk heb ik dus mijn licht moeten ontsteken bij de cartularia en manualen, ter bepaling van de stukken, die in dit archief thuis behoorden. Niet onmogelijk is het, dat eene hernieuwde vergelijking der cartularia en der stukken uit de Onbekenden-rubriek weder eenig resultaat zou hebben. Zulk eene nieuwe contrôle is evenwel niet uitvoerbaar. Met hetzelfde recht zou een derde en vierde onderzoek kunnen worden bepleit, totdat aan alle stukken eene plaats zou zijn aangewezen. Doch dit zou leiden tot het voortdurend uitstellen van den druk, terwijl het resultaat niet evenredig zou blijken te zijn aan den daaraan gegeven tijd en belangstellenden zou beletten van het archief kennis te nemen.
Geheel vrijstaande tegenover dit archief heb ik eene indeeling aangebracht overeenkomende met die van het Regulieren-klooster. In verband met den daar gevolgden regel heb ik de stukken jonger dan 1582, zich aansluitend bij stukken van oudere dagteekening, in het archief van het St. Elisabeths-gasthuis gelaten. Hier deed zich het geval slechts éénmaal voor met betrekking tot de ontwikkeling eener in 1581 opengevallen nalatenschap (inv.nr. 1024). Overigens is 1582, het jaar der verhuizing naar de Oudegracht, als terminus ad quem aangenomen.
Inventaris van de bij de archieven van het stadsbestuur van Utrecht bewaarde archieven, behorende aan de stad ('Bewaarde Archieven II'), 1289-1863 (1947)